07 aug
2014

foto 5

Hij was mijn eerste hond. We woonden midden in de Italiaanse bergen en ik was vijf. Op school schreef ik al mijn schriftjes vol over Rommi. Ik tekende hem er vaak bij: bruin/wit gevlekt met hangoren. Een typisch onherleidbaar ras. Hij was alles behalve gehoorzaam. Rommi was lief maar lomp in zijn grootheid en onbesuisd in z’n enthousiasme. Ik hield ongelooflijk veel van hem, zoals je dat nog kunt doen op je vijfde.

Na drie jaar liep ons Italiaans avontuur in de Apennijnen stuk, we verhuisden naar Nederland. En, alsof dat al niet erg genoeg was, Rommi mocht niet mee.

‘Hij is ruw en onhandelbaar. Hij is een leven in de buitenlucht gewend, Rommi zou wegkwijnen in het woonwijkje waar we nu wonen’, was de overtuiging van mijn ouders. Het was bedoeld als zalf op ons kinderleed maar het leek een poetsdoek voor hun eigen schuldgevoel.

Het beeld is nog zo helder: we zaten op de achterbank van de Alfa, mijn broer en ik. Huilend keken we achterom naar onze Rommi, die braaf op het zandpad naast zijn nieuwe baas, een jager, stond. De jager zwaaide. Wij niet. Coglione.

Een hond achterlaten, dat zou ik dus later nooit doen.

Ik vroeg elke dag hoe het met mijn hond ging, mijn vader belde regelmatig met de jager. Maar Rommi was geen geschikte jachthond, dus wisselde hij weer van eigenaar. ‘Hij leeft nu ergens in het zuiden van het land, bij een oude meneer ’, zei mijn vader.

Ik geloofde hem niet. Mijn ziel was al aangetast door het dierenleed dat ik in Italië had gezien. Ze hebben hem vast afgemaakt.

Ik wist ook dat mijn vader dat voor mij zou verzwijgen. Lees meer…

02 aug
2014

IMG_3547

Wat goed dat u me zag worstelen. Want ik maakte die bocht wel ruim, hé? Ik wilde niet alleen het groene verkeerslicht snel meepakken, ik was ook bezig met mijn gordel. Nu moet u weten ik was net met twee kleine kinderen bij de Action geweest en ik moest er eentje bij een vriendin afzetten. Niet dat het u interesseert. Net als het feit dat ik mijn gordel pas omdoe zodra ik ergens wegrijd. Ja, ik reed net weg. Dat lijkt een futiliteit maar na onze ontmoeting weet ik dat het niet zo is. Ook voor korte piseindjes moet je gordel vast, zelfs voordat je ook maar een meter gereden hebt.
 
Maar goed, waar was ik? O ja, u stond met uw collega voor het rode verkeerslicht toen ik in uw vizier kwam. Een klein vrouwtje in een grote auto, nothing fancy want een Nissan Patrol is natuurlijk nog geen Range Rover. U zag me, denk ik, naar voren buigen om de gordel vast te klikken. Knap, hé? Dat doe ik met één hand terwijl ik met de andere een bocht maak. Dat heet multitasken en dat leer je vanzelf als werkende ouder. Dapper dat u besloot om meteen de achtervolging in te zetten. Gas op die lolly, door rood rijden en keren op de weg waar dat helemaal niet mag. Wat dacht u? Eindelijk een beetje adrenaline? Genieten van uw privileges? Of een typisch geval: ‘we zullen dat vrouwtje eens een bon geven’? Want te laat de gordel omdoen is ook een overtreding, hoor.
 
Mijn excuses dat het even duurde voordat het tot mij doordrong dat u mij moest hebben. Natuurlijk zag ik uw wilde capriolen in mijn autospiegel maar ik ging er zomaar vanuit dat er iets spannends gebeurde in de Lochemse binnenstad. Vlak voor mijn eindbestemming kon u me gelukkig staande houden. Het is overigens maar goed dat u voor mij geen sprintje hoefde te trekken want u stond al te hijgen na tien meter heuvelopwaarts lopen. Vond u het vervelend dat ik toegaf dat ik altijd op deze manier mijn gordel vastmaak? Was u beledigd toen ik zei dat uw mening me niks kon schelen? Dat snap ik. U bent jong (net twintig misschien?) en nog in opleiding schat ik zo, want tijdens ons korte gesprek heeft u me niet een keer recht in mijn ogen aangekeken. Was u bang voor het vuur dat uit mijn ogen vlamde? Ik hoop het niet, want als u daar al van schrikt dan vrees ik het ergste voor uw beginnende carrière. Je zal maar oog in oog komen te staan met een echte crimineel. Maar wat maakt het u uit. Uw werkgever en de overheid zijn bijzonder trots op u, u heeft immers 140 euro in het laatje gebracht. En dat zonder enige moeite. Nou ja, u moest er wel voor uit de auto stappen.

31 jul
2014

De inhoud is beveiligd met een wachtwoord. Vul het wachtwoord hieronder in om hem te kunnen bekijken:

02 jul
2014

Eva en ik telden anderhalve man en een paardenkop. We waren duidelijk te vroeg. Ik had geen zin om te wachten tot dit oudejaarsfeest op gang zou komen.

“Zullen we de kroeg induiken?”

“Even dan,” opperde Eva die ook niet graag haar tijd verdeed.

De kroeg aan de overkant bleek een typisch buurtcafé met louter mannelijke stamgasten. Wij nestelden ons aan de bar, bestelden stoïcijns een drankje. Eva vond het ongepast dat we zo snel weg waren gegaan, bekende ze.

“Ga dan terug”, zei ik. “Ik vermaak me wel.”

“Maar het is bijna middernacht…”

“Kom me maar halen zodra het gezellig is”. Zij wist wel wanneer het zover was.

“Weet je het zeker?”

Ik knikte, het feest had mijn aanwezigheid niet nodig. Zij vertrok.

Ik raakte in gesprek met een ‘copywriter’, zijn beroep was alles. Hij was zijn verdriet aan het verdrinken vertelde hij en staarde me glazig aan. Hij peilde me, maar ik had geen zin in zijn beerput.

De oude man in de hoek, ik had hem allang zien zitten, stapte nu op me af. Gelukkig. Hij had een rustgevend karma. Ik wilde onmiddellijk dichter bij hem zijn.

“Maaike, jij blijft over?”

Prettig als een vreemde je meteen bij je naam noemt.

“Ja.”

“Ik heb je, vanaf het moment dat je hier binnenkwam, bekeken. Die andere, is dat een vriendin? Zij is een hele rare, met dat geaffecteerde toontje van d’r.”

Goed, hij had in ieder geval mijn aandacht. Lees meer…

30 jun
2014

DSC_4706

 

Ze vervaagt langzaam uit ons geheugen maar blijft bij de meisjes een geliefd onderwerp: Vasco, de poes die vorige maand met de noorderzon verdween. ‘Mila heeft haar weggejaagd,’ concludeert Puck, die het meest te lijden heeft onder de mysterieuze verdwijning. Mila is de moederpoes, de langharige, grijze Siberische dame. ‘Als we Mila naar het asiel brengen, dan komt Vasco misschien wel weer terug’.

Ach, ieder familielid heeft zo zijn voorkeur.

 

Ik moest denken aan wat buurman Krukkeland me ooit vertelde: als een kitten het eerste jaar overleeft, dan heeft’ ie een grote kans om oud te worden. Dan heeft het alle vier seizoenen en bijbehorende gevaren aan den lijve ondervonden. Dan weet het beest, als hij een beetje slim is, dat hij ver uit de buurt moet blijven van trekkers, 80-kilometerwegen, roofdieren en bloeddorstige erfhonden. Lees meer…

26 jun
2014

 

De gebruikelijke weg naar school is via alle aanrijdroutes versperd. In dit buitengebied ben je dan zomaar tien minuten langer onderweg. En dus te laat. Werkafspraken worden afgezegd. Ik ben een interview kwijt, althans ik kan het Word-document niet vinden. De opstartschijf van mijn Mac dreigt vol te raken. Wat een dag, wat een week.

En dan ineens goed nieuws: ik mag mee op persreis. Een paar dagen lang bierbrouwerijen bezichtigen, schnaps proeven en Beieren ontdekken met negen andere journalisten. Zal de week dan toch prettig eindigen?

Het geregel begint, iets waar ik doorgaans goed in ben. Toch krijg ik het thuis niet rond. Ons familieschema wordt bepaald door de KLM. Er is werkelijk niets koninklijks of heroïsch aan het logge bedrijf. Meewerken doen ze niet, ruilen mag niet. Mijn piloot moet tijdens de persreis werken (dat betekent dat hij ook 4 dagen én nachten van huis is), de vaste oppas is er niet, de andere oppas zit op Texel. Het meedenken aan een oplossing stopt voor Harry bij de welwillendheid van zijn werkgever. Dan schiet mijn vriendin te hulp: ZIJ DENKT IN MOGELIJKHEDEN. En ze smst: ‘Het is een te goed tripje om zomaar te laten schieten.’

Maar ze woont niet in de buurt en ze moet er zelf twee dagen vrij voor nemen. Alle logistieke ellende die het persreisje meebrengt, weegt uiteindelijk zwaarder dan dagenlang bier en schnaps drinken met collega’s.

 

Er zit maar een ding op: afzeggen. Ik ben er ziek van en leg mijn werk weg. De peuter voelt de sfeer feilloos aan en intensiveert haar nukken en grillen. ‘Ga weg met je pesthumeur’, straalt ze uit. ‘Dacht je dat jij een rotdag had?’ Samen met kleine Sjaak haal ik Puck op. Bij het wegrijden ontdek ik dat Sjakie in no time haar gordel los heeft gekregen. Argh.

BAM.

Iets te lang achteruit gekeken. De autoband pakt een stoepje en de bumper knalt tegen de smalle boom. Sjakie valt met een smak op de autovloer. Ik veeg haar op en stap met een gestrest hoofd uit. De schade valt mee: niemand is gewond en de Nissan is intact.

 

Het is al donderdag.

18 apr
2014

Het moet de enige zaak in Nederland zijn waar je zowel patat als brood kunt kopen. De bakkerij annex cafetaria heet Nijkamp maar als echte dorpeling ga je gewoon naar Jootje. Ze is, by far, de bekendste vrouw van het dorp. In een grote stad, tussen de vreemden, zou ze niet willen leven. Althans, zo vertelde ze een klant die in Leiden woont en trouw een broodje kroket haalt wanneer ze weer in haar geboortedorp is.
Woon ‘ie noe in Leiden? Ach, bah zo’n drukke stad, niks voor mij.
Gadverdamme.’

Haar snackbar zou het in het Leidse sowieso niet redden: het interieur is kaal, het lijkt alsof er ieder moment een verhuiswagen voor de deur kan stoppen. Een normale cafetaria is behoorlijk bevoorraad (ik kan het weten) maar alle schappen bij Jootje zijn zo goed als leeg. Als je geluk hebt vind je in de tree met chocoladerepen nog een Twix. Het moge duidelijk zijn waarom: Jootje hoeft haar koopwaar niet uit te stallen.

Meneer Nijkamp, beter bekend als de man van Jootje, heeft iets weg van een strenge schoolmeester, met zijn bril laag op de neus, zijn ogen verscholen onder een grijze haarlok. Hij buigt zich voorover om de bestelling van een puber op te nemen, net op het moment dat ik binnenkom.
‘Nou jongen, vertel het maar…’
‘Twee personen patat en drie kipkorn.’
‘Die hek nie meer.’
‘Oh…’
‘Dan worden het kipknotsen.’
‘Is ook goed.’

Je bestelt hier geen familiezak friet maar een aantal personen patat.
Je wacht geduldig, en dat is een understatement, want terwijl Jootje jouw patat bakt, neemt ze én de telefoon aan én loopt ze met een andere klant de laatste dorpsnieuwtjes door. Jootje kent iedereen en iedereen kent Jootje. Ze is er altijd, of we nu s’ochtends brood halen bij de bakker of s‘ middags een ijsje in de cafetaria kopen.
Voordat je vertrekt stopt ze de kinderen snoepbanaantjes toe. Mijn dochter is dol op haar. ‘De echte Jootje is er!’, roept ze verheugd als ze haar silhouet van buiten ziet. Toen we hier net woonden verbaasde ik me erover dat zo’n zaak überhaupt kon bestaan. Nu, na al die jaren, maak ik me een beetje zorgen: werkt onze Jootje niet veel te hard?

13 apr
2014

Mijn nummer verschijnt op het digitale bord. Ik mag naar loket 17. Een meisje dat iets te enthousiast haar wenkbrauwen heeft getekend (duidelijk een Bobbi Brown-malletje) lacht naar me.

Ze overhandigt mijn nieuwe rijbewijs en wil dat ik de oude inlever.

‘Dat is goed, maar ik wil graag de foto bewaren.’

‘Nee, dat kan niet.’

‘Kun je er niet omheen knippen?’

‘Nee, alleen foto’s van rijbewijzen en paspoorten mag je houden.’

‘Ehh…Dus toch?’

De collega van loket 16 kijkt haar strak aan. Dan snapt ze de verspreking.

‘Nee, ik bedoelde foto’s van identiteitskaarten en paspoorten.’

‘Waarom?’

‘Geen idee. Dat is nu eenmaal zo.’

Nooit verder vragen bij Publiekszaken.

Het is een pasfoto uit 2004. Tien jaar geleden was ik niet alleen 28, maar ook 6 kilo lichter en had ik een echt kapsel. Het herinnert me aan mijn vrijgezelle, ongebonden leefstijl. Tot over mijn oren verliefd op een foute, Haagse journalist die ’s nachts stomdronken eieren bakte. Roosje was er toen nog, mijn Perzische huisgenoot. Maar dat zal dit meisje met de streepjes niet boeien, zij weet nog niks van die magische 28.

Nu staat, met dank aan die belachelijke voorschriften, mijn serieuze 38-jarige moederhoofd op een roze creditkaart.

Maaike: de Nissan Patrol-chauffeur, hobbyboerin uit Deventer. Toch zie ik wel een kleine, onderdrukte, glimlach.

 

Zelfs een pasfoto maken was vroeger leuker.

 

IMG_3103IMG_3098

30 mrt
2014

Hij zat, ondanks de marteling, fier rechtop. Ik stond ver weg, het leek op een eekhoorn. Mijn kat nam een aanloopje. In paniek schreeuwde ik  ‘ga weg’. Maar de kat bleef in zijn sadistische roes en greep het beest snel in zijn bek. Gelukkig viel de prooi op de grond. Ik pakte het op. Het piepte en zijn lijfje pompte razendsnel: het was een klein konijn. Ik stopte hem in een doos: stro en een wollen sok erbij. Kon hij mooi even bijkomen in mijn kantoor. In ieder geval was hij buiten het vizier van roofdieren.
Na een uur lag hij nog exact hetzelfde, met de oortjes plat en z’n ogen wijd open. Was dat niet wat apathisch voor een konijn? Maar ja, wat wist ik ervan?

Even de dierenarts bellen.
‘Zodra hij een beetje bijgekomen is, moet je hem in de doos buiten op een beschutte plek neerzetten.’

Ik sloot mijn katten op in de woonkamer, vond een mooie struik en legde het konijn eronder. Mijn werk leidde me een poosje af. Totdat de buurman op zijn trekker voorbij reed. O jee, als dat maar goed gaat…

Toch even kijken. Hij had zich onder het stro verstopt. Wederom de oortjes plat, ogen open.

‘Zie je wel, ik had hem in de zon moeten leggen.’ Ik nam hem mee naar binnen en aaide mijn schuldgevoel weg.
Lees meer…

13 mrt
2014

Het Deventer Ziekenhuis heeft een huis-aan-huis-krantje. Het is een knap staaltje ouderwetse pravda.
Wat is het er toch leuk! Zo is bevallen hier een bijzonder luxe aangelegenheid: in de ruime, sfeervolle kraamsuites is  genoeg plek voor de kersverse vader om te overnachten. Behalve je falende gezondheid ontbreekt het je in dit ziekenhuis aan helemaal niets. Het is overzichtelijk: de routes zijn goed uitgezet. Het DZ gaat zelfs met de tijd mee: je kunt in de schouwburg live een darmoperatie vanuit het DZ volgen. Wie wil dat nu niet? Nou, ik.

Voor een ziekenhuis dat zoveel geld steekt in al die onnodige communicatie is het jammer dat het personeel zoveel verpest. En dan heb ik het niet over alle hardwerkende verplegers en artsen. Het begint al bij binnenkomst: bij de informatiebalie zitten drie dames, met de stoelen naar elkaar toegedraaid, lekker te kletsen. Dat is dan je visitekaartje. Ook de kantinemedewerkers groeten niet, ze praten met en tegen elkaar terwijl de klant afrekent.

 

Maar ja, voor een vriendelijke groet komen we hier niet, wél voor de KNO-arts. Mijn peuter is hier stamgast. De arts stelt een diagnose: ontsteking aan beide oren. De bestaande buisjes zijn niet afdoende, die moeten vervangen worden.

Ze kijkt op haar horloge en zegt: ‘Loop maar snel door naar Anesthesiologie dan ben je nog op tijd, want die afdeling sluit om half vijf.’ Dat wroeten in je oren als ze ontstoken zijn is niet bepaald een pretje, dus ik til de getergde peuter op en zet het op een lopen.

Route 91 is inderdaad goed uitgezet want ik ben er zo.

De grote klok bij de afdeling zegt dat het precies 16.22 uur is.

Een dame op leeftijd ijsbeert achter de receptie, ze loopt met een plastic tas en er hangt een walm parfum om haar heen. Ze heeft duidelijk net haar lippen gestift (mooi oranje). Het pisvlekje op de achterkant van de pantalon is haar vast nog niet opgevallen, lijkt me. Ik sta te twijfelen of ik haar daar op attent moet maken.
‘We zijn gesloten, alle artsen zijn al weg.’ Ze is bits en ontwijkt oogcontact.

Ik kijk verbaasd naar de klok en zeg: ‘Het is toch nog geen half vijf?’

‘Ja, wat moet ik hier dan als ze allemaal weg zijn? Bovendien, ik heb de computer al afgesloten.’ Ah, ze vat het nu persoonlijk op.

En dan ziet ze het betraande gezicht van mijn dochter.

‘Ach, wat sneu.’ Ze komt dichterbij maar de kleine deinst terug en haalt haar neus op. Terecht, zij wantrouwt iedereen die te snel in haar persoonlijke ruimte komt.

‘Hier is een vragenlijst, die kun je invullen en dan moet je bij mijn collega om de hoek een afspraak maken.’

Huh? ‘Moet ik speciaal hiervoor terugkomen? Met een peuter die over een paar dagen al geholpen wordt?

‘Ja mevrouw, het is niet anders.’

‘Dus als het inloopspreekuur tot 16.30 uur is, dan houdt men er hier om 16.15 uur alvast mee op?’

‘Ja zeg, u hoeft niet zo boos te doen.’ Ik besluit het pisvlekje te laten voor wat het is.

Ze heeft nu haast, zwiept heftig met haar tasje. O, wat vindt ze me vervelend. Ze duwt de vragenlijst ruw in mijn hand en loopt weg. Ik maak maar een afspraak bij haar vriendelijke collega om de hoek.

De volgende keer zijn we ruim op tijd maar we krijgen wel meteen te horen dat ‘het spreekuur heel erg uitloopt’. Hoe lang dat precies is weet deze baliemedewerkster niet. En al zou ze het weten, dan ging ze het mij niet vertellen.

‘Als ik nu zeg 10 minuten en het worden er 30, dan bent u straks boos.’

Dat is pas servicegerichtheid.

Het wachten valt uiteindelijk mee en als we, na alle formaliteiten,  naar buiten lopen komen we een Cliniclown tegen. Hij laat zijn mooiste glimlach zien en zet mijn dochter een clownsneusje op.

Zouden ze achter de balie ook eens moeten doen.