‘Blijf zitten Omar!’ Het is rauw, liefdeloos. Ze is op reis met opa’s, oma’s en het gezin. Iemand bij wie je ver uit de buurt wil blijven. Maar helaas: de grootouders zitten voor me. De rest van de familie ernaast. Haar stemgeluid irriteert. Staccato, kil en koud. Ze is bij vlagen lief voor het babydochtertje. Omar, ik schat hem acht of negen, zit precies voor Puck. Hij is nauwelijks aanwezig maar zodra hij beweegt krijgt hij de toorn van zijn moeder over hem heen. Mijn maag krimpt. Lees meer…
Het is in de namiddag en een restje toeristen druipt af naar de beveiligde hotels. Nu voel ik pas de hitte. Het brandt niet op maar in mijn lichaam. Tomeloze energie. Lieve kracht hangt aan hem en dat zuigt aan. Ik krijg mijn ego er opmerkelijk snel onder. Vertrouw op je intuïtie. Gelukkig houdt de ontmoeting hem ook bezig.
‘God heeft je voor mijn voeten geworpen.’
‘Luister,’ zeg ik geschrokken. ‘God heeft mijn vakantie niet geboekt, ik heb zelf de tickets betaald.’
‘You’re joking too much.. Maaike!’ lacht hij besmuikt van onder zijn zonnehoed.
Ga door, zeg mijn naam nog een keer.
Mijn hemel.
Spontane muziek op het strand, alle Kaapverdianen komen ineens tevoorschijn, spelen beachvolleybal of duiken het water in. Puck oefent capoeira in het zand. Charlie speelt met Lucca uit Italië. Taal is geen barrière als je op diep niveau kunt verbinden.
Onze lijm is de droge, Afrikaanse zeewind. We drinken capirinha. Naast ons maakt een groepje mensen Braziliaanse muziek.
Terwijl hij langzaam de haren voor mijn ogen wegstrijkt, zegt hij: ‘Bedankt voor deze geweldige dag… ik heb zoiets nooit meegemaakt.’
Zijn intense blik hakt er in. Alles. Iedere cel. Open.
Mijn hemel.
Het is de eerste vakantie alleen en de focus ligt op mijn meisjes. Geen geflikflooi waar ze bij zijn. Ik vertel het onomwonden. Hij knikt. Het scheelt dat hij ook gescheiden is en zijn tweejarige dochter nul concurrentie duldt.
Er gebeurt iets raars: vanaf dat moment richten mijn meiden zich juist op hem. Hij moet met ze in zee. Puck houdt hem overdag gezelschap als hij zijn beelden uit steen hakt en ik met Charlie in het zwembad zwem. Met alle kinderen maakt hij een levensgrote zandschildpad op het strand.
Dat is geen toeval. Ik houd van schildpadden.
Als de kinderen op bed liggen dansen we op straat. Onze lichaamstaal sluit naadloos aan. We drinken grogue. Hij tekent een hart in het zand. ‘Je bent zo mooi en sterk, je hart is open’, fluistert hij.
De tekening die Charlie voor hem maakt, hangt hij op in zijn huis. ‘Ik ben eigen baas en verdien genoeg zodat mijn dochter naar school kan’, vertelt hij trots.
‘Maar het is niet veel. Ik heb je zo weinig te bieden Maaike…’
Zegt hij, die voor de tweede avond een lied voor me zingt en gitaar speelt. Hij die alles aan de kant gooit om deze week zoveel mogelijk in ons gezelschap te zijn. Die me in vertrouwen neemt over het verlies van zijn eerste kind. Zich laat troosten.
Hier in Kaapverdië, geen toeval, overkomt ons hetzelfde.
Aan de week komt een eind. Hij staat erop ons naar de luchthaven te brengen. Ik wil het niet. Ik wil het wel. Het afscheid is vluchtig, ik wend me snel af. Vermijd oogcontact. Het paspoortsysteem is stuk, de rij schiet niet op, ik erger me. De meisjes zwaaien om de vijf minuten. Slaan de vuistjes op hun borst, want die Kaapverdiaanse groet hebben ze van hem geleerd. ‘Staat’ ie er nu nog?!’ vraag ik. Ze knikken, keer op keer. Mijn rug is van steen, omdraaien gaat niet.
Op je 40e je eerste vakantieliefde.
Mijn hemel.
In het vliegtuig maakt mijn afweer overuren…. Voor jou elke week een ander. Het is puur de relaxte sfeer, je bent nu kwetsbaar, het leven op zo’n eiland etc. Toch vertrouw ik die stemmen niet. Achterdocht heeft me heel klein gehouden. Ik wil geen zelfsabotage. Het liefdesbesef komt op Schiphol. Warmte, hartkloppingen. Complete verliefdheid zit in het lijf.
Mijn hemel.
Ik bel hem na de landing. De verbinding is traag.
‘Sorry… Maar ik ben er niet goed in. Afscheid nemen na zo’n week… hoe doe je dat?’
Hij schraapt zijn keel.
‘Je draaide je niet om. Man, ik kon wel janken. Ik heb er geloof ik wel een uur gestaan. Voelde je mijn ogen niet in je rug?’
‘Ja.’ En of.
Mijn maag krimpt ineen. Waarom reageert mijn lichaam zo heftig?
Net op dat moment hoor ik mijn naam:
‘Wat doe je toch met me? Je hebt mijn hart nu. Zorg er goed voor. Breng het snel terug.’