‘Blijf zitten Omar!’ Het is rauw, liefdeloos. Ze is op reis met opa’s, oma’s en het gezin. Iemand bij wie je ver uit de buurt wil blijven. Maar helaas: de grootouders zitten voor me. De rest van de familie ernaast. Haar stemgeluid irriteert. Staccato, kil en koud. Ze is bij vlagen lief voor het babydochtertje. Omar, ik schat hem acht of negen, zit precies voor Puck. Hij is nauwelijks aanwezig maar zodra hij beweegt krijgt hij de toorn van zijn moeder over hem heen. Mijn maag krimpt.
Na een tijdje zie ik zijn hoofd tussen de stoelen. Innemend. Een lach zonder boventanden. Ondeugend. Hij ziet er blij uit voor een kind dat continu toegeblaft wordt.
Hij praat met Puck en ze spelen spelletjes op de Ipad. Andere kinderen uit het vliegtuig zoeken hen op. ‘Puck… heet je toch?’ vraagt Jordy, een knappe krullenbol.
‘Mooie hoed,’ complimenteer ik hem.
‘Ja, die moest ik van mijn moeder opzetten. Hoe vaak gaan jullie naar Kaapverdië? En waar is de vader eigenlijk?’ De rest van de reis delen de kinderen snoep, verhalen en tablets. De jongens halen grapjes uit.
‘Omar!’
In zijn enthousiasme loopt hij bijna tegen een steward die met een kan koffie door het gangpad loopt. De steward is geïrriteerd.
GA ZITTEN, NU.
Zucht.
Jordy neemt naast hem plaats. Dat doe je nu eenmaal als je vrienden bent. Ze roepen Puck.
‘Eh.. Omar vindt jou leuk. Ik denk dat hij met je wil zoenen.’
Ze kijkt me met grote ogen aan. Toch is ze gevleid. Ik zie het.
‘Hey jongens’ zeg ik lachend. Beiden draaien om. ‘Zullen we het geflikflooi bewaren voor na de landing?’ Schertsend geef ik ze een knipoog.
Maar Omar’s moeder, die net de baby op schoot in slaap heeft gekregen, wordt gestoken door mijn opmerking.
VAL NIEMAND LASTIG. Hij luistert niet. KIJK ME AAN.
Er komt een dwingende, wijzende vinger bij. Zo een waarvan je weet dat er thuis een nare, lange arm aanzit.
Het kleine meisje jammert..
‘Ach, kijk nu wat je doet!’
Ik ben haar zo verschrikkelijk zat. Wie laat dit mens zo lang haar gang gaan?
‘Luister, hij valt ons niet lastig. Omar zit al langer stil dan mijn dochters. Je maakt zelf de baby wakker met je geschreeuw.’
Ik hoor de harde slik van Charlie, zij vreest een confrontatie.
Even is het stil.
Een van de opa’s draait zich om en trekt een dominante wenkbrauw op. Hoor ik hem nu sissen?!
Ah… de appel valt niet ver van de boom.
‘Laat maar papa, het is al goed. Weet zij veel.’
Dan volgt een diepe zucht. ‘Ik zal blij zijn als we er zijn.’
Nou. Ik ook.
Omar kijkt me door de spleet van zijn stoel aan. Zijn vragende, donkere ogen priemen. Hij weet dat ik hem het liefst een knuffel zou geven.
Bij het uitstappen streel ik, onder het afkeurend oog van de hele familie, Omar over z’n bol. ‘Fijne vakantie jongen’. Hij is vrolijk en geeft een prachtige glimlach. ‘Dank je, lieve moeder van Puck.’
Eindelijk mag ik eruit, samen met mijn meisjes de trap af, de Afrikaanse ondergaande zon tegemoet.
Ons geluk hangt hier in de wind.