18 apr
2014

Het moet de enige zaak in Nederland zijn waar je zowel patat als brood kunt kopen. De bakkerij annex cafetaria heet Nijkamp maar als echte dorpeling ga je gewoon naar Jootje. Ze is, by far, de bekendste vrouw van het dorp. In een grote stad, tussen de vreemden, zou ze niet willen leven. Althans, zo vertelde ze een klant die in Leiden woont en trouw een broodje kroket haalt wanneer ze weer in haar geboortedorp is.
Woon ‘ie noe in Leiden? Ach, bah zo’n drukke stad, niks voor mij.
Gadverdamme.’

Haar snackbar zou het in het Leidse sowieso niet redden: het interieur is kaal, het lijkt alsof er ieder moment een verhuiswagen voor de deur kan stoppen. Een normale cafetaria is behoorlijk bevoorraad (ik kan het weten) maar alle schappen bij Jootje zijn zo goed als leeg. Als je geluk hebt vind je in de tree met chocoladerepen nog een Twix. Het moge duidelijk zijn waarom: Jootje hoeft haar koopwaar niet uit te stallen.

Meneer Nijkamp, beter bekend als de man van Jootje, heeft iets weg van een strenge schoolmeester, met zijn bril laag op de neus, zijn ogen verscholen onder een grijze haarlok. Hij buigt zich voorover om de bestelling van een puber op te nemen, net op het moment dat ik binnenkom.
‘Nou jongen, vertel het maar…’
‘Twee personen patat en drie kipkorn.’
‘Die hek nie meer.’
‘Oh…’
‘Dan worden het kipknotsen.’
‘Is ook goed.’

Je bestelt hier geen familiezak friet maar een aantal personen patat.
Je wacht geduldig, en dat is een understatement, want terwijl Jootje jouw patat bakt, neemt ze én de telefoon aan én loopt ze met een andere klant de laatste dorpsnieuwtjes door. Jootje kent iedereen en iedereen kent Jootje. Ze is er altijd, of we nu s’ochtends brood halen bij de bakker of s‘ middags een ijsje in de cafetaria kopen.
Voordat je vertrekt stopt ze de kinderen snoepbanaantjes toe. Mijn dochter is dol op haar. ‘De echte Jootje is er!’, roept ze verheugd als ze haar silhouet van buiten ziet. Toen we hier net woonden verbaasde ik me erover dat zo’n zaak überhaupt kon bestaan. Nu, na al die jaren, maak ik me een beetje zorgen: werkt onze Jootje niet veel te hard?

13 apr
2014

Mijn nummer verschijnt op het digitale bord. Ik mag naar loket 17. Een meisje dat iets te enthousiast haar wenkbrauwen heeft getekend (duidelijk een Bobbi Brown-malletje) lacht naar me.

Ze overhandigt mijn nieuwe rijbewijs en wil dat ik de oude inlever.

‘Dat is goed, maar ik wil graag de foto bewaren.’

‘Nee, dat kan niet.’

‘Kun je er niet omheen knippen?’

‘Nee, alleen foto’s van rijbewijzen en paspoorten mag je houden.’

‘Ehh…Dus toch?’

De collega van loket 16 kijkt haar strak aan. Dan snapt ze de verspreking.

‘Nee, ik bedoelde foto’s van identiteitskaarten en paspoorten.’

‘Waarom?’

‘Geen idee. Dat is nu eenmaal zo.’

Nooit verder vragen bij Publiekszaken.

Het is een pasfoto uit 2004. Tien jaar geleden was ik niet alleen 28, maar ook 6 kilo lichter en had ik een echt kapsel. Het herinnert me aan mijn vrijgezelle, ongebonden leefstijl. Tot over mijn oren verliefd op een foute, Haagse journalist die ’s nachts stomdronken eieren bakte. Roosje was er toen nog, mijn Perzische huisgenoot. Maar dat zal dit meisje met de streepjes niet boeien, zij weet nog niks van die magische 28.

Nu staat, met dank aan die belachelijke voorschriften, mijn serieuze 38-jarige moederhoofd op een roze creditkaart.

Maaike: de Nissan Patrol-chauffeur, hobbyboerin uit Deventer. Toch zie ik wel een kleine, onderdrukte, glimlach.

 

Zelfs een pasfoto maken was vroeger leuker.

 

IMG_3103IMG_3098