Mijn grote liefde heet Harold, althans zo schrijf je het. Volgens hem spreek je het uit als HE-RO-LD. Op z’n Engels dus. Huh? Nu heeft hij het er zijn hele leven al moeilijk mee, Harald genoemd worden terwijl je je netjes als HE-RO-LD voorstelt. En dan kom ik in zijn leven: een bijdehand, dominant opdondertje. Hij was (als enige van zijn familie) daar zeven jaar geleden natuurlijk ontzettend blij mee. Stapelverliefd werden we. Verliefd genoeg voor het gebruiken van een koosnaam. Ik koos voor Harry en hij noemde me Bubbles. Bubbles is geheel verdwenen (het is niet makkelijk mij te liefkozen). Maar Harry is al vrij snel van koosnaam ge-upgrade naar echte naam. Met een Harry kan er niet veel misgaan, of je het nu op z’n Engels of z’n Nederlands uitspreekt. Bovendien: hij vond het dagelijks gebruik prima ‘bij de luchtmacht noemden ze me ook Harry’. Niks aan hand. Dacht ik.
Want ik kreeg de toorn des schoonmoeders over me heen. Zij had hem toch echt HE-RO-LD genoemd. Hoe durfde ik!? Hoewel ik fel van leer wilde trekken, hield ik me rustig en zei: ‘Ja dat snap ik. Maar hij is mijn Harry.’ ‘Zo heet hij niet, ik heb hem zo niet genoemd’. ‘Nee maar zo noem ik hem wel’. Etcetc. Het werd een gebed zonder end. Tussen ons is het, zoals je begrijpt, daarna nooit helemaal goed gekomen. Maar het hele gedoe heeft wel een klein voordeel: telkens als de post aan Harry G. geadresseerd is weten we dat het óf van goede vrienden óf van mijn familie komt. De Harold-post is altijd van zijn ‘kant’. Uiteindelijk toch best handig zo’n koosnaam.
‘Kun je naar mijn website-teksten kijken?’
‘Ik stuur je mijn nieuwsbrief even toe, wil jij de taalfouten eruit halen? Jij hebt er verstand van.’
Bijna dagelijks krijg ik zo’n vraag of verzoek en ik zeg altijd ja. Soms omdat ik me verplicht voel, soms omdat het mijn expertise onderstreept. Maar vanaf vandaag doe ik het niet meer gratis.
Ja, ik heb er inderdaad verstand van. Corrigeren en schrijven is echter geen kleine liefhebberij. Dit is mijn werk, ik verdien er mijn brood mee. Telkens als ik weer een zogenaamd klein minuutje spendeer aan de foute zinsbouw van een verre vriend of familielid, vraag ik me af of een automonteur ook zo benaderd wordt. ‘Zeg kun jij naar mijn uitlaat kijken? Hij maakt zo’n lawaai. Jij hebt er verstand van.’ En als de uitlaat gerepareerd is kijkt niemand raar op als je daarvoor moet betalen. Zelfs als er niets mis is kun je nog een rekening verwachten. Logisch?!
Gek dat het niet zo werkt als het om taal en tekst gaat. Men verwacht gratis advies. Maar ik ga er geld voor vragen. Nee zeggen is een stuk onaardiger en het levert mij helaas niks op. ‘Ja, maar het gaat je wel wat kosten’ is duidelijker. Het is een eerlijk antwoord. En een antwoord dat ik vaker ga geven want zaken zijn, nu ook voor mij, zaken.