Eva en ik telden anderhalve man en een paardenkop. We waren duidelijk te vroeg. Ik had geen zin om te wachten tot dit oudejaarsfeest op gang zou komen.

“Zullen we de kroeg induiken?”

“Even dan,” opperde Eva die ook niet graag haar tijd verdeed.

De kroeg aan de overkant bleek een typisch buurtcafé met louter mannelijke stamgasten. Wij nestelden ons aan de bar, bestelden stoïcijns een drankje. Eva vond het ongepast dat we zo snel weg waren gegaan, bekende ze.

“Ga dan terug”, zei ik. “Ik vermaak me wel.”

“Maar het is bijna middernacht…”

“Kom me maar halen zodra het gezellig is”. Zij wist wel wanneer het zover was.

“Weet je het zeker?”

Ik knikte, het feest had mijn aanwezigheid niet nodig. Zij vertrok.

Ik raakte in gesprek met een ‘copywriter’, zijn beroep was alles. Hij was zijn verdriet aan het verdrinken vertelde hij en staarde me glazig aan. Hij peilde me, maar ik had geen zin in zijn beerput.

De oude man in de hoek, ik had hem allang zien zitten, stapte nu op me af. Gelukkig. Hij had een rustgevend karma. Ik wilde onmiddellijk dichter bij hem zijn.

“Maaike, jij blijft over?”

Prettig als een vreemde je meteen bij je naam noemt.

“Ja.”

“Ik heb je, vanaf het moment dat je hier binnenkwam, bekeken. Die andere, is dat een vriendin? Zij is een hele rare, met dat geaffecteerde toontje van d’r.”

Goed, hij had in ieder geval mijn aandacht.

“Maar jij, jij bent heel leuk.” Hij leunde naar voren. Wilde hij me nu versieren? Ik keek hem strak aan. Nee, dat wilde hij niet. Dat zie je.

“O, ja? Hoe weet jij dat?”

“Omdat je intelligent bent. Je bent puur en dat vind ik mooi.”

Ik vroeg hem wat hij op zo’n avond in een kroeg vol trieste mannen deed.

“Onder de mensen zijn. Sinds mijn vrouw overleden is heb ik geen zin om verplicht op feestdagen bij mijn dochter te moeten zijn. Die is volwassen en heeft haar eigen leven. Nieuwe zielen treffen, dat troost me. Het is van korte duur, maar even zo’n pleister erop is fijn.”

Wat er daarna gezegd is, weet ik niet meer. Deze man keek dwars door me heen, het voelde intens vertrouwd. We omhelsden elkaar na middernacht alsof we dat altijd zo deden.

 

Ineens stond Eva naast me, ze had duidelijk te veel gedronken en schreeuwde dat het tijd werd, het feest was nu gezellig. Ik zocht naarstig naar mijn oude nieuwe kroegmaatje, ik wilde afscheid nemen, maar hij was verdwenen. Toen ik uit het raam keek zag ik hem in de verte lopen. Ik herkende zijn silhouet in de schaduw van een vreugdevuur.

Het maakte me blij en verdrietig.

Ik stapte de kroeg uit, naar een feest dat eindelijk mocht beginnen.

 

 

P1020899