‘Kom verder, wat een raar verhaal zeg.’ Naast een hand geeft hij me ook een knipoog, eentje die duidelijk geruststellend bedoeld is. Het lijkt alsof we elkaar al jaren kennen, maar niets is minder waar. In de afgelopen 15 jaar heb ik minstens 6 tandartsen versleten. Op mijn 38e kent mijn dossier naast vele wortelkanaalbehandelingen ook bruggen, kronen, chirurgische kaakingrepen en zeldzame tandvleesaandoeningen. Toch vrees ik de tandarts niet. Zelfs de meest pijnlijke verdovingsprik (die in het verhemelte bij de voortanden) boezemt mij geen angst in.

Afgelopen week mocht ik snel even bij mijn tandarts binnenlopen nadat mijn poetsbeurt in een indrukwekkend bloedbad in mijn wastafel was geëindigd. ‘Ik zie het al, een tandvleesprobleem. Ga maar met onze mondhygiëniste mee, zij maakt alles schoon.’ Ik moest thuis nog een week met een middeltje spoelen. Dat was alles. Geen rare ingrepen.

Ik liep achter de jongedame aan die me vertelde dat zij tijdelijk in een andere behandelkamer werkte. ‘Ja, dus?’ dacht ik nog. Zodra ik op de stoel lag wist ik waarom ze me daarvan op de hoogte had gebracht want ze had geen idee hoe de stoel werkte. Het gevaarte ging de verkeerde kant op en toen het bovenste gedeelte wel erg laag kwam en mijn hoofd knalrood werd, ben ik er maar afgestapt.
‘Dit wordt ‘m niet’, zei ik.
‘Nee’, zei ze. ‘Ik roep een collega.’
De collega schoot vriendelijk te hulp en toen de mondhygiëniste eindelijk boven mijn gezicht hing kon ik haar naamkaartje scannen: Selin, en ik las meteen over haar moeilijke achternaam heen omdat ik de toevoeging ‘stagaire’ registreerde. Ook dat nog. Goed, het is niet dat ze me moest boren of verdoven en iedereen moet het leren, toch? Met een zucht gaf ik me over aan het gebik en gebeitel in mijn mond.
Tot het licht uitging. Althans, de lamp.
‘Huh..’ zei Selin. ‘Ik roep even mijn collega want ik kan de lichtknop niet vinden.’
‘Hoe kreeg je ‘m net dan aan?’, probeerde ik nog.
‘Weet ik niet meer.’
Dat bleek dus automatisch te gaan als je er met je hand onder zwaaide, dus de resterende tijd van de behandeling besloot ik Selin letterlijk een handje te helpen door te wenken telkens wanneer het lampje uitging.
‘Slechte batterij’, concludeerde ze.
Ik vond haar schattig, ook al deed ze me af en toe pijn. De behandeling eindigde met een polijstsessie. Zodra het instrument in mijn mond kwam, stopte Selin ermee.
‘Sorry, hier hoort geen water uit te komen hoor!’
‘O, God.’
‘Misschien is het dit knopje…’
Ze zei het nét iets te aarzelend. Angstaanjagend gezoem.
‘Nee, dit werkt niet. Ik haal mijn collega.’
Ik schoot in de lach.
Het is haar gelukt mijn tanden en tandvlees schoon te maken. Nu mag ik het zelf bijhouden. Selin loopt nog tot juli stage in de praktijk en in augustus mag ik pas weer naar de tandarts.
Jammer.