Sinds Charlie een penseel kan vasthouden schildert ze alsof haar leven ervan afhangt. De streken vliegen in een moordend tempo over het papier waarop het ene na het andere surrealistische landschap ontstaat. In groep 1 was de meester vol lof over de storm aan creativiteit die door het klaslokaal ging. Het jaar daarna veranderde het enthousiasme van mijn dochter. “Ik snap één ding niet, mama. Ik heb maar een voldoende voor tekenen”, zei ze sip toen ze in groep 2 met het rapport thuiskwam.
     
    De dagen erna zag ik de weerslag van het oordeel. Voor het eerst sinds de kinderen naar school gaan, besloot ik verhaal te gaan halen. Ik meende al te weten wat er loos was: deze nieuwe juf, die overigens heilig is voor Charlie, is niet creatief. Een aanname, maar toch.

    “Cijfers maken me eigenlijk weinig uit in deze groep”, vertel ik. “Maar voor nu wil ik de liefde die ze voor tekenen heeft graag vasthouden. Weet je dat Charlie ontzettend graag schildert?” De juf knikt. “Waarom dan een voldoende, het slechtste op het hele rapport?” “Kijk”, zegt ze, de juf wijst naar tekeningen die in een rij voor het raam hangen. Die van Charlie haal ik er zo tussenuit. Een prachtig, met potlood ingekleurd meisje met rode krullen. Ze heeft een double breasted jasje, met groene revers en gouden knopen erop. Het valt op naast de andere tekeningen met blauwe broekjes, gele shirts en voetbaltenues. Ik zie ook twintig kleipoppetjes staan. Er is er één zonder romp: het heeft een groot hoofd met een groene hoed. In zijn lange, dunne armen houdt hij een hond vast. Ik wijs het aan. “Die is zeker van Charlie?”
    De juf loopt ernaartoe en kijkt voorzichtig welke naam onder het poppetje staat. “Klopt.” Ik lach trots.
    “Nou. Ik zie dat ze het leuk vindt”, zegt de juf streng en voorzichtig. “Maar als je goed kijkt naar dat meisje en het jasje…. Dat is gewoon slordig afgemaakt. Dat kan netter ingekleurd worden.”
    “Ah” zeg ik, en ik kan het sarcasme nauwelijks onderdrukken. “Netter? Binnen de lijntjes, bedoel je?
    “Ja”, antwoordt de juf bloedserieus. ‘Het is ook de manier waarop ze tekent, de potloodvoering kan stukken beter.”
    “O ja, natuurlijk” lach ik. “Als je creativiteit op die manier beoordeelt (tekenen valt in het rapport onder de noemer Expressie), dan snap ik de voldoende wel.” Het bijtende sarcasme komt niet aan. Maar ik wil niet zo’n zeikerd van een ouder zijn waar er al tientallen van rondlopen op school. Dit is háár manier van onderwijzen. Ik heb het maar te respecteren. Ik besluit Charlie thuis nog meer ruimte te geven om te kleuren. Daar kan ze precies schilderen en knutselen hoe zij dat wil. Het werk hoeft niet ‘af’ en ze mag zes penselen tegelijk gebruiken.
     
    Die avond, na het eten, vraag ik wat de meiden willen doen. Puck wil op haar IPad om te TikTokken. Charlie wil tekenen.
    Als ze druk bezig is zegt Charlie ineens, zonder op te kijken: “Van juf mag er dus geen wit meer te zien zijn.”
    Ik bijt op mijn tong. “LAAT haar gewoon KLEUREN”, gromt de moederleeuwin in me. Maar ik slik het allemaal in, want Charlie is gek op d’r juf.
    “Toch, denk ik dat juf het niet helemaal snapt.” Charlie stopt een potlood in haar mond en kijkt schuin omhoog. “Hoezo?” vraag ik.
    “Kijk. Als er helemaal geen wit meer is, dat klopt niet. Want wit is overal. Ik vind blauw mooier als ik er wit bij doe. En om je heen, zelfs in de natuur is wit.” Ze bijt op haar lip en drukt het potlood stevig in het papier.