“Zeg, hoeveel pk heeft deze eigenlijk?”, zei ik sarcastisch. Hij trok z’n schouders op. “Ik heb geen flauw idee. Maar wat maakt jou dat uit?” Ik had toen kunnen weten dat deze romance gedoemd was te mislukken. Maar ja, liefde maakt blind. Daardoor interpreteer je een duister voorgevoel als vlinders in de buik terwijl het intuïtie was dat keihard wegwezen schreeuwde. David reed in de lelijkste wagen ooit, een Mazda met de bijnaam Big Little Fellow. Het afzichtelijke ding leek precies op een bolhoed. Als we ergens heen reden, stak David al een Lucky Strike op voordat we de straat uit waren. Het raam zette hij op een gierige kier: “Speciaal voor jou schat, dan heb je wat frisse lucht.” Het grappige aan David was zijn lichaam, dat was compleet uit verhouding. Het viel vooral op als je bij hem in de auto zat.

De zwarte krullen raakten het dak, terwijl de stoel zover naar voren geschoven zat dat z’n romp tegen het stuur aan drukte. Dat moest want anders kon hij niet met z’n voeten bij de pedalen. Hij had een lijzig middel en korte benen. Achteraf denk ik dat hij zware psychische problemen had. Zo kon hij van het ene op het andere moment in woede uitbarsten om niks en deed het hem weinig als ik hem uitlachte. Of grappen maakte over z’n auto. “Ach, jij met je degelijke Opel Corsa”, zei hij dan lief terwijl hij door mijn haren streek. Ik had overigens geen gewone Corsa, ik was trotse eigenaar van een sportmodel met lederen sportstuur, kuipstoelen en Pirelli-banden. Naast 16 kleppen, die de wagen zo soepel als boter lieten rijden lieten, kon je heel rap van 0 naar 100km per uur. Dat kwam door de 120 pk, dat was best veel in die tijd. Voordat iemand anders doorhad dat het verkeerslicht op groen sprong, was ik al vertrokken. Ik kende de wagen op de millimeter, inparkeren ging fluitend.

 
Bij auto’s en rijden draait het vooral om snelheid: ik ben een inhoudelijke liefhebber. Want wees eerlijk, wie rijdt er voor z’n plezier in een logge Range Rover-flat? Geef mij maar een Aston Martin DB11- net iets over de 600 pk-. En als ik het echt voor het uitkiezen zou hebben, een Audi RS7 die de 680 pk aantikt. Hoe dan ook, met David werd het uiteraard niets. Dat lag niet aan de Mazda of z’n vage rijstijl maar aan het feit hij wekelijks publiekelijk z’n dood in scène zette. Het was een zuiger die aandacht en drama nodig had. De Opel maakte plaats voor Volkswagen en David voor een langzame minnaar met een dieselmotor. Mijn Grote Afrikaanse Liefde had niet eens een rijbewijs, laat staan een auto. Inmiddels ben ik 44, weer single en rijd ik een model Citroën die als ‘poepende hond’ bekend staat. Maar hij heeft 110 pk. Je herkent me aan de ezelsticker op mijn achterklep of, als je te lang links blijft rijden, aan het rechts inhalen. Want lieve medeweggebruiker, je moet natuurlijk wel van het rempedaal afblijven en gas geven. Het enige dat ontbreekt is een vent zonder psychische problemen met veel paardenkracht.