Als tiener was ik sterk negatief ingesteld. De tendens in de familie was er een van ‘gezond’ wantrouwen jegens de medemens en de allesoverheersende gedachte dat iets altijd beter kon. Samen met het ontstaan van een, in mijn ogen wanstaltig, puberlijf bleek dat het ideale recept voor algehele ontevredenheid. Dat neem ik mijn ouders overigens niet kwalijk. In die tijd waren er weinig ouders die hun kinderen de hemel in prezen of überhaupt een compliment gaven. Ik werd verwend en gestimuleerd. So far so good. Wel kwamen we thuis letterlijk om in de aannames. Mijn vader hoefde niet naar anderen te luisteren, want hij was alwetend. Zo werd het volgens hem tijd dat een vriendin van me ‘eindelijk eens op kamers ging’ en mijn eerste Grote Liefde was ‘natuurlijk een grote nietsnut’. Ik heb het allemaal overgenomen. Niet zijn meningen, daar verzette ik me hevig tegen, wel het klakkeloos aannemen. Ik leek zelfverzekerd en was blij met mijn analytisch vermogen. Zodra ik ergens binnenkwam wist ik meteen hoe de onderlinge verhoudingen lagen.
Was ik gelukkig? Nee, dat niet, want het meest kritisch was ik altijd nog op mezelf. Er deugde niet veel aan mijn uiterlijk, werk of relaties. Dus werd de nurkse puber een chronisch ontevreden jongedame. Heel onaantrekkelijk voor de andere sekse, aangezien de meeste meisjes van twintig toen een heerlijk onbezonnen leven leidden (aanname).
Na het lezen van een artikel over complimenten, ik verzin dit niet, besloot ik de positieve vibe een kans te geven. Een compliment ontvangen met ‘dank je’ in plaats van een ‘ach, dat lijkt maar zo’. Dat bleek redelijk heilzaam. En zo ging het langzaam verder met mijn change of mind: af en toe mezelf dwingen het te uiten op het moment dat ik iets positiefs dacht. Niet laten leiden door wat ik allemaal nog wilde maar net even langer stilstaan bij wat ik al gedaan had. Nooit gedacht dat ik het zo fijn zou vinden om naar een ander te luisteren. En als bonus ontstonden er nieuwe, hechte vriendschappen. Toch is dit geen allover succesverhaal: de kritische noot zit diep en is er dus nog steeds, het houdt me scherp. Stom dat ik nu pas zie hoe goed ik er op mijn twintigste uitzag: veel mooier dan ik toen dacht, en nog veel beter dan dat ik er nu uitzie, terwijl ik met de mindere versie tegenwoordig tevreden ben. Ik zie ook wel dat mijn buik na twee zwangerschappen één drabbige huid is, er een vachtje op mijn gezicht ontstaan is, maar wat heb ik mooi, dik haar en prachtige wenkbrauwen.
Een compliment geven en goed naar een ander luisteren, dat kan ik inmiddels ook.