Mijn vriendin woonde jarenlang in Antwerpen en hoewel zij inmiddels haar geluk aan de Rivièra heeft gevonden (ook geen slecht idee) blijf ik de Belgische stad graag trouw. Niet omdat het slechts twee uur reizen is, de Zara een grote kinderafdeling heeft of het Rubenshuis zulke geweldige tentoonstellingen heeft. Nee, hier vind je de beste koffie- en lunchtentjes, pietepeuterige kroegen en zalige préparé. Ter afwisseling, maar vooral om het echte propwerk tegen te gaan, duik ik vaak een boetiek in of blijf ik hangen in de beste boekhandel, t’Stad Leest. Mijn favoriete hotel ligt vlak bij mijn vaste adresjes en precies ver genoeg van de populaire markten, pleinen en de hoofdwinkelstraat.
Afgelopen weekend mocht ik weer los en ondanks de straffe poolwind was het er verbazingwekkend aangenaam, bijna zacht. Alleen al de gemoedelijke sfeer bij het restaurant aan het Vleminckveld, waar de betoverend mooie jongedames elke dag de biologische quiches, soepen en broodjes voor je klaarmaken, verzacht elke nare (weers) omstandigheid. Het Vlaams klinkt er bovendien goddelijk. Wie wil er nu niet een zelfgemaakte tomatensoep met ballekes? Mijn beste Nederlands is nog te lomp en onverstaanbaar voor deze frêle madamekes dus vragen ze geregeld, met een lichtonderdrukte lach: ‘Wablief?’ Dat is toch zoveel meer beschaafd dan “Wat zeg je?’
En dat ge-gij, heerlijk. Het is vriendelijk zonder enige afstandelijkheid, ik vind het aangenaam wanneer iemand me met (of als een) gij aanspreekt.
Zelfs de grootste dissonant van het weekend, een oudere dame die haar producten schreeuwend in de winkel aanprees, hield nog beschaafd de deur voor me open. Wat een charme, werkelijk op elke hoek vind je een glimlach. Na twee dagen incubatietijd wil je de ander ineens ook met gij aanspreken en is die brede grijns niet van je smoeltje af te slaan. Met weemoed verruil ik dan ook het land van de hemelse préparé en garnalenkroketten voor zuurkool met rookworst bij thuiskomst. Waar de poolwind ook meteen een stuk ruwer aanvoelt.
Salukes.