DSC_6431

 
Ik ging een week op (werk)vakantie. Naar mijn geliefde Cabo Verde, een godverlaten plek ten westen van Senegal. Ruim tien jaar geleden beleefde ik er de tijd van mijn leven. Voor intimi was de reis geen rare beslissing. Voor anderen wel.
‘Kun je wel een week zonder je kinderen?’
‘Durf je dat, helemaal alleen?’
‘Je gaat zeker voor de negers?’
‘Pas je wel op als vrouw alleen in Afrika?’

Ze hebben geen idee dat ze hun eigen vooroordelen, angsten en beperkingen op mij projecteren. Ook ik heb angsten, maar alleen zijn is er niet een van.
Sterker nog, ik kan uitstekend met mezelf door een deur. Daar heb ik geen gezelschap bij nodig. Het vooruitzicht van het Kaapverdische Afrika (de gortdroge wind, loodrechte zon, 24-7 muziek) maakte me weken van tevoren al blij. Mijn muziek op de Ipod, boeken lezen die al maanden op het nachtkastje liggen. Strandwandelingen in eigen tempo maken, uit bed stappen wanneer ik het wil. Niet aan hoeven te passen. Heerlijk.
Dat was het ook.

Een week vol spontane uitnodigingen en ontmoetingen met bijzondere mensen. Als je alleen reist heb je in een mum van tijd contact. Met andere toeristen, locals, personeel en random vreemden in het vliegtuig.
Het landelijke motto van Cabo Verde is no stress.
Het is zoals het is. Wat jij normaal vindt, vindt een ander bijzonder. Neem nu mijn tint, al zit ik vier weken in de zon, veel dieper dan donkergeel wordt mijn gebruinde huid niet.
Voor de gemiddelde Kaapverdiaan blijkbaar iets unieks, ik heb er veel opmerkingen over gehad. De man van het Braziliaanse capirinha-tentje waar ik bijna elke dag langs liep sprak me na twee dagen aan met: ‘Hey, you’ve got the most wonderful skin color. It’s golden.’
En nee, hij zag in mij niet een ticket naar het westen. Hij was al zeer tevreden met zijn bescheiden terras op het strand met standaard te weinig zitplek voor zijn enthousiaste klanten. Zijn knappe vrouw met goddelijke billen was vast ook debet aan zijn gelukzalige aura.
Who can blame him?
Ik zou hier ook makkelijk gelukkig kunnen zijn, puur en in het nu levend. Ergens waar het dagelijks leven geleid wordt door de zee en je van vroeg tot laat met je voeten in het zand kunt lopen.
Geen gure wind, natte regen of binnen bij de kachel de kou uit het stramme lijf verdrijven. De warmte die ik thuis zo ontbeer hangt hier werkelijk overal. In de lucht, in de mensen en in de muziek.
 
Uiteraard was ik niet bang toen ik alleen in een kleine Suzuki door niemandsland reed. Of door een boomlange Senegalees lastig gevallen werd. Maar toen ik in een klein vliegtuigje moest en vlak voor het boarden het Germanwings-verhaal las, heb ik tien minuten op de wc gezeten. Met vuurrood hoofd en zweterige handpalmen ging ik uiteindelijk als laatste aan boord.
Of ik het thuisfront miste? Natuurlijk, maar een week is zo voorbij.
Op de dag van vertrek had ik voor het eerst last van heimwee. De tranen sprongen in mijn ogen toen ik uit het vliegtuigraampje naar de kustlijn keek.
Ik wil nog niet weg…
Het contrast met Cabo Verde kon bij thuiskomst werkelijk niet groter: het vliegtuig landde op Schiphol in een storm. De snijdend koude wind en woeste regen maakten de Boeing onstabiel.
Niemand in de ontvangsthal om je te knuffelen… Dat wist ik van tevoren maar stiekem hoop je toch op een warm onthaal. Tot overmaat van ramp bleek de accu van de Polo leeg. Zat ik daar in mijn winterjas, om 23.30 uur in een afgrijselijke parkeergarage, in een koude auto die weigerde me naar huis te brengen. Ik dacht aan die ochtend, hoe ik met weerzin mijn slippers en zomerjurkjes in de koffer propte.
Ik kreeg een gigantische huilbui. De eerste sinds… een hele lange tijd.
Echt alleen ben ik alleen in Nederland.
 
IMG_0554_2