Het paassnoepgoed ligt ruim een maand in de winkels maar het zijn niet de chocoladehazen of de eierverfsetjes die mijn hart sneller laten kloppen. Nee, dat zijn de kale takken… Eind februari werd in mijn geliefde Dortherhoek al de eerste aanzet gegeven: het verzamelen van het Battemse snoeihout. En het mocht officieel weer op de hoop van ‘onze’ Dik. Veehandelaar Beusekamp, die zijn wei, grond en expertise elk voorjaar openstelt voor hét Paasvuur van de buurtvereniging. En in een aantal zaterdagmiddagen tijd ontstaat er een enorme bult die op eerste Paasdag tegen zonsondergang in lichterlaaie wordt gezet.
Dit gebeurt officieel door de buurtkinderen die met fakkels het vuur ontsteken, althans dat denken ze, want aan de andere zijde wordt het meest droge deel door een robuuste boer met een gasbrander echt in vlammen gezet. Dit is voor mij het hoogtepunt van het jaar, en de symboliek van het vreugdevuur is me zeker niet ontgaan: we schijnen van oudsher in het oosten van het land met deze vuren de komst van de lente te vieren en laten de demonen van de winter achter ons. Daar werkt menig oosterling dus al vanaf eind februari naartoe. De mannen van onze buurt moeten beurtelings op deze zaterdagen toezicht houden (er zijn namelijk ook types die graag hun lege verfblikken onder het aangeleverde snoeihout leggen) en worden daarna rijkelijk beloond in de door Dik vrijgestelde schaftkeet: om half 12 kan iedereen aan het bier en vrouw Jannie komt s ’middags ook nog een hete worst brengen. Er hangen posters van schaarsgeklede dames uit de jaren zeventig en alle thuiswonende vrijgezelle boerenzonen durven hier hun bleke wintergezichtjes eindelijk te tonen. Nee, mijn meneer Calvijn kan zich daar prima op z’n vrije zaterdag vermaken!
20 mrt
2012