‘Kijk, die heeft het badpak helemaal vast in haar billen zitten,’
 zei mijn jongste verbaasd toen we voor het eerst samen langs de hoeren liepen. Ze keek haar ogen uit. Wellicht was Charlie wat jong voor die zedeloosheid, al heb ik niet de indruk dat het haar beschadigd heeft. Ik loop dagelijks door de rode buurt (nou ja buurt: slechts vijf van de twintig afgebladderde ramen hebben nog rode lampen). Het is geen voyeurisme maar het grasveld naast de dames is het enige beetje groen in mijn buurt waar de hond durft te poepen. Dimple, mijn oude Fauve, trekt helaas alleen zijn rug krom op een bedje van gras.
Ik heb tijdens die wandelingen van alles voorbij zien komen. Van de sluipende voormalige buurman, pubers die een pizzapunt tegen het raam smijten tot een bejaarde die door de dame van plezier naast zijn echtgenote in een 45km-wagen wordt gezet. Ach de prostituees, ik ken ze niet en toch voel ik een flinterdunne band met ze.
 

Ik maak me zorgen over de heer die er nu regelmatig rondloopt en die me de stuipen op het lijf jaagt. Het is een gluiperd, al zie je dat niet aan zijn kleding af. Het is een oud geld-type en hij oogt kwiek voor zijn hoge leeftijd. Hij heeft lange, tanige ledematen in een donkergroene, wollen jas. Zijn intimidatie start door tergend langzaam op de stoep voor ze te ijsberen, azend op een prooi. Vergis je niet: hij komt niet voor een beurt. Je ziet aan zijn blik dat hij geniet van het treiteren. Zijn ogen zorgen ervoor dat ik met een wijde boog om hem heen wil lopen. Zwarte kraaloogjes, priemend als een rat. Het dedain waarmee hij naar de vrouwen kijkt… Brr. Het is razernij verpakt in randje beschaving. Je zal zo’n vent maar voor je raam hebben staan, #metoo is hier niks bij.
 

Door de gluiperd heb ik de route zelf een tijdje gemeden, al moet ik er zeker tien minuten verder voor lopen. Vandaag wil Puck plotseling mee de hond uitlaten. ‘Ja, ik ook!,’ schreeuwt Charlie. ‘Zullen we met z’n allen langs de dames?!’ Waarom ook niet, denk ik. Het is een zeldzaam warme winterdag, een vrouw heeft zelfs haar deur wagenwijd openstaan. Twee Oostblok-types (zwaar geblondeerd en tegen de vijftig, schat ik) roken een sigaret naast een portiek. Hun hoge hakken tegen de muur, borst vooruit. Als we langslopen, knikt er een vriendelijk naar me. Een sociale blijk van herkenning. Zo van: Ik ken jou, moeder, met die eigenwijze hond en je plastic zakjes.
Het gekke is dat mijn kinderen niks over de dames, hun kostgangers of de blote borsten willen weten. Natuurlijk, er zijn opmerkingen genoeg gemaakt maar nergens werden vraagtekens bij gezet.
Ik ben opgelucht als ik zie dat de gluiperd er vandaag niet is. Hopelijk blijft hij voor altijd weg. Als we de hoek om zijn en richting het plein lopen, huppelt Charlie vrolijk met Dimple voor ons uit. Puck steekt gezellig een arm door de mijne en zegt: ‘Ik weet niet precies wat die dames in die hokjes doen …. maar ik denk dat ze meer kunnen verdienen wanneer de man langer binnen blijft. Toch, mam?’