Ook al voel ik me sinds twintig jaar thuis op het stoffige, arme tropische eiland waar z’n roots liggen, toch is Carlos niet het type man waarvan ik ooit had gedacht dat het bij me paste. Ik houd namelijk van vlammende betogen, hard werken, sarcastische grappen maken en uitdagingen aangaan. Een partner moet me mentaal een beetje stimuleren, beschaafd zijn en een open wereldbeeld hebben. Een hele lijst, ik weet het.
Carlos lijkt in niks op het plaatje dat ik in mijn hoofd naast me getekend heb. Nou ja een beetje want hij is heel slim, gevoelig en zijn huid is bruin. Maar hij neemt werkelijk alles serieus, sarcasme vindt hij onaantrekkelijk en hij maakt liever niet teveel woorden ergens aan vuil.

Ik heb op mijn beurt een hekel aan menigtes, lompheid, keiharde stampmuziek of opstootjes om niks. Hoewel ik vrolijk, ritmisch en sociaal ben, maak ik nog liever openbare wc’s schoon dan dat ik voor een (zittend) publiek moet dansen. Dat lukt misschien als er veel drank in me zit. Geloof me, de moves worden er niet beter op.
Carlos kent juist geen enkele schaamte. Hij loopt met een speaker waaruit bombastische Afrikaanse geluiden klinken over straat, z’n zwemshort hangt op half elf over zijn machtige billen. Wanneer ik dan naast hem loop vult mijn lichaam zich met schaamte en irritatie. Hij danst spontaan midden op een terras als zijn favoriete lied door een liveband gespeeld wordt. Zijn ogen, heel lief, alleen op mij gericht. Hoewel hij op zo’n moment alle aandacht krijgt, ben ik degene die meteen een rode kop heeft. Als we ’s avonds voor zijn huis zitten en hij gitaar speelt ben ik wel blij. Ik houd van hem omdat hij zo puur is.
We schaken en kaarten. Ons favoriete spel is pesten. Hij vindt het vervelend dat ik er goed in ben, gunt me mijn winst maar we gaan net zolang door tot hij ook een potje gewonnen heeft. Hij is trots. Op zichzelf, zijn dochter en alles wat Kaapverdiaans is; tradities, gewoontes en zelfs, het in mijn ogen nogal eenzijdige, voedsel. Kritiek op zijn afkomst verdraagt hij slecht. Mij kan het Hollandse erfgoed weinig schelen, van bitterbal tot stamppot zuurkool en van schaatsen tot Koningsdag. Trots? Dat ben ik alleen op mijn twee geweldige meiden.
Carlos en ik lijken in weinig op elkaar.
Behalve dat we meteen aan het gezicht van de ander zien hoe de vlag erbij hangt. Ons sterkste bindmiddel is lichamelijk contact. We hebben beiden veel aanraking nodig, iets waar je dus nooit om verlegen zit. Een knuffel, een hand geven of een streek door je haren: ik hoef er geen moment om te vragen. Dat maakt me intens gelukkig als we samen zijn. Maar omdat dit maandenlang praktisch onmogelijk is, is het tevens mijn grootste gemis.
 
Na negen dagen samen in zijn huis, in een buitenwijk op het eiland, wordt het me even teveel. Drie maanden heb ik naar ons samenzijn uitgekeken maar mijn herrie-tax is bereikt. Gek word ik ineens van de onderlinge, gillende Kaapverdiaanse communicatie. Misschien ben ik ook extra prikkelbaar omdat mijn linkerbeen me pijnigt, het vocht blijft vastzitten en de kuit is inmiddels tot ongekende afmetingen opgezwollen. Ik wil rust en ik weet precies waar ik dat kan vinden: aan zee. Als ik terugkom van mijn strand-ommetje, zit Carlos wijdbeens in een plastic stoel, zijn grote lichaam helemaal ontspannen, z’n tanden lacht hij bloot.
‘Schatje’, hij schreeuwt omdat’ie z’n koptelefoon nog in heeft.
‘Ik kijk een geweldige film met Jackie Chan. Kijk je mee?’
Dag spannende debatten, diepgaande gesprekken en dito gevoelens. Mijn vent geniet van een nerveuze Aziaat, eentje die met vage karatetrappen een vrouw poogt te versieren. Ik bedank voor het gulle aanbod en pak lichtelijk gefrustreerd mijn puzzelboekje, nestel me op de bank en streep lustig een paar woordzoekers. Carlos schuift na een minuut of twee voorzichtig zijn relax-stoel richting de bank zodat hij beter bij me kan. Hij vouwt een arm om mijn linkerbeen heen en masseert het langzaam. Minuten lang.
Hij kijkt niet op of om, want zijn aandacht is bij Jackie Chan.
Geeft niks. Want het is stil en hij zit aan me.