Het is de manier waarop ze de ijssalon binnenloopt, je weet het: die gaat voordringen.
Ze is op leeftijd en heeft een keurige witte jas aan, sjaal om de nek, strakke coupe in het haar. Ze ontwijkt oogcontact. Ik schat haar eind zestig, begin zeventig. Nog fit en struis. Ze drukt de handtas tegen een paar dralende pubers die voor haar staan. Het is een dame die andermans ruimte niet respecteert. Ik zie het allemaal vanuit mijn ooghoeken terwijl ik rustig in de rij sta en het staartje van Charlie opnieuw vastzet.

In deze zaak werken jonge tieners, aardige kinderen maar een beetje overzicht houden kunnen ze niet. Vaak staan er jongens achter de koffiemachine te niksen terwijl er vele mensen voor een ijsje in de rij wachten. Zoals mijn meisjes en ik. Op het moment dat we aan de beurt zijn vertrekt de jongen die helpt ineens naar de andere kant van de zaak. Jammer. De oude mevrouw heeft een tic, ze veegt telkens de grijze pony met de palm van haar hand uit het gezicht. Mijn jongste wordt ook ongeduldig, die hangt met haar hoofd tegen mijn heup.
Dan komt er een fragiel ijsmeisje aan, ze kijkt iedereen even aan en vraagt: ‘Wie was er dan aan de beurt?’ De dame zegt: ‘Ik wil…’
‘Sorry, mevrouw wij waren eerst!’, zeg ik.
‘Oh, nou ik sta hier al heel lang hoor.’ Ze rolt met haar ogen. En wil met haar bestelling verder. ‘Dat klopt’, zeg ik op mijn alleraardigst. ‘Wij ook, maar u kwam ruim na ons binnen.’
Ze wendt haar hoofd af, steekt een hand omhoog, ze is diep beledigd maar laat het gaan. Ik steek van wal. Het gezicht van het tienermeisje achter de toonbank is ondertussen rood aangelopen van deze openlijke confrontatie. Puck, de oudste, ook gevoelig voor sferen, fluistert in mijn oor: ‘Het is een oude mevrouw.’
‘Dat is waar. Maar je mag niet voordringen of je nu kind, volwassene of oudere bent.’ Het komt er lekker hard uit. Tegen de tijd dat ik afgerekend heb, heeft ook de vrouw haar ijsje binnen, een hoorntje met citroen zo te zien. Ze komt naar ons toe en zegt nijdig: ‘En? Smaakt het ijsje lekkerder als je eerder aan de beurt bent?’ Het accent is Twents, slepend.
Ze staart mijn meisjes maar boos aan nu ze ontdekt heeft dat ik geen ijs in handen heb.
‘Ongetwijfeld,’ zeg ik terwijl ik een arm om Puck heen leg voor wat ondersteuning.
‘U bent trouwens degene die voordringt. Dat geeft ijs vast een zure nasmaak.’
‘Nou ja, zeg!’ Is het enige dat er uitkomt. Hoofdschuddend stapt ze de deur uit.
‘Geeft niks…’ zegt Puck meer vragend dan overtuigend.
Tegen de tijd dat we thuis zijn, ben ik het akkefietje vergeten. Puck niet. ‘Wat ik zo raar vind mama, die vrouw zag er zo netjes uit…. Maar ze was echt onaardig.’
‘Ja,’ zei ik. ‘Wolf in schaapskleren, je kent het wel.’ En om het wat te verlichten geef ik haar een speelse knipoog. Charlie haalt de schouders op: ‘Dat was gewoon een stomme mevrouw.’
En daarmee is de kous af.
‘Jij zegt altijd dat je ouderen moet respecteren…’ Puck is niet klaar.
‘Klopt, maar dan moeten ze zich normaal en beschaafd gedragen. Ze was niet dement, niet slecht ter been of hulpbehoevend. Als je al voorkruipend door het leven gaat mag een ander je daar best iets van zeggen ook al ben je al zeventig.’
‘Ok… mama.
‘…’
‘Maar waarom moet jíj dat dan altijd doen?!’