Het is abrupt voorbij. Elke dag wakker worden naast het warme lijf, iedere avond samen het licht uit doen. Met z’n vieren op pad, samen fietsen, eten en drinken. Zestig dagen lang continu fysiek contact. Soms was er strijd (en hoe!) maar dat is goed, aan het begin van de relatie vecht je elkaar de tent uit. Alleen dan kom je erachter wat wel en niet gaat werken.
Voorheen was onze liefdesplek het eiland Sal op Cabo Verde, telkens een heerlijke week mede dankzij het besef dat je optimaal van de spaarzame tijd moet genieten. Die weken waren de uitzondering op de dagelijkse regel. Bij vertrek, hoe dramatisch ook, wist ik altijd dat ik naar mijn eigen wereld terugkeerde. Mijn hart is bij hem maar thuis is Deventer, met kat, hond en het allerbelangrijkste: mijn meiden.

Nu leefden we ineens twee maanden fulltime samen. Het werd langzaam een beetje zijn plek. De winterjas aan de kapstok, sloffen in de gang, zijn gerechten (rijst met vis uiteraard) op tafel. Carlos ging naadloos op in het Nederlandse dagritme, verrichtte hand – en spandiensten bij vrienden, liet de hond uit en bracht me ‘s ochtends een kopje koffie op bed.
Van complete verbazing en puur ongeloof kneep ik hem die eerste dagen na aankomst regelmatig in z’n wang. “JE ZIT ECHT OP DE BANK, NAAST ME!’ We hadden hier een jaar naartoe gewerkt… was het dan toch gelukt?
Wonderbaarlijk hoe snel je aan elkaar went. Wanneer hij een dag aan het werk was stond ik ’s middags al te popelen om hem op te halen. Poes Mila hoefde alleen zijn zware stem maar te horen om gelukzalig te spinnen. Zelfs het irritante slaapgedrag (zwaaien met die enorme armen, midden in de nacht een elleboog in je gezicht) wende, je past je vanzelf aan (een groter bed en een flinke duw terug).
Vorige week vertrok hij. Niet omdat hij dat graag wilde of we het beu waren maar het moest van de Nederlandse regering, zijn tijd zat erop. Hij bleef nog een paar dagen in Senegal om z’n stempel bij de ambassade te halen en zijn terugkomst officieel af te vinken.
Daarna vloog hij door naar huis, om zijn dochter eindelijk in de armen te sluiten. ‘Papa, waar is Maaike?’ was het eerste dat ze hem vroeg.
 
Het is moeilijk loslaten als je plek niet meer hetzelfde is.
Ik kijk op tegen het moment dat ik ’s avonds de kaarsen uitblaas, de vaatwasser uitpak en geheel tegen mijn zin in de hond uit z’n slaap haal voor zijn laatste rondje. Het bed is te groot en ik heb het de hele tijd ijskoud.
Ik voel me eenzaam in eigen huis, een plek waar hij ook thuishoort.