Negen van de tien cultuurclashes tussen mij en de Kaapverdiaan zijn absurd. Zo vindt hij dat ik te veel vraag. Dat ik veel te veel weten wil.
Wanneer hij met z’n familie op pad is geweest of een borrel met z’n ooms drinkt vindt ‘ie het raar dat ik achteraf vraag of het leuk was, waar ze het over gehad hebben. ‘Gewoon, waar mannen het samen over hebben,’ zegt hij dan lichtelijk geïrriteerd.
Mag je zelf invullen of het vissen, voetbal, tieten of bier is.
‘Hoezo wil je dat allemaal weten?’ Hij ziet het als een vorm van controle. Althans het voelt voor hem als een ondervraging. Eerst dacht ik dat het een persoonsgebonden dingetje was, maar toen hij laatst vertelde dat zijn broer niet meer bij dat leuke tentje werkte en ik vroeg waarom, kwam ik op hetzelfde dode spoor uit.
‘Hoezo Maaike? Dat weet ik toch niet. Waarom wil je dat weten?’
Ik vertelde dat als mijn broer zoiets meemaakte ik er zeker naar zou vragen.
‘Nou wij doen dat niet, als hij er iets over wil zeggen dan komt hij daar zelf wel mee.’ Einde gesprek, of zoals hij het ziet: einde van het vragenuurtje.
In mijn ogen zijn het doodnormale vragen. Het lijkt marginaal maar het is een probleem. Ik ben nieuwsgierig én enthousiast. Ik geniet ervan als mijn geliefde het naar zijn zin heeft en hoe fijn is het als hij er dan in geuren en kleuren over kan vertellen?
Het lullige is: het werkt twee kanten op. Hij hoeft op zijn beurt echt niet te weten hoe het op mijn werk gaat en een update van mijn vriendinnensoap boeit hem niet. Ik zie het als desinteresse, deze mensen zijn belangrijk!
Hij is ervan overtuigd dat je een goede partner bent door weinig te vragen want ‘je vertrouwt elkaar’ en ‘ik praat het liefst over ons, niet over anderen.’

 

Het is de eerste keer in een jaar tijd dat ik een oppas regel om er s’ avonds eens op uit te gaan. En dan niet om te zuipen of dansen in de alimentatiebar van Deventer. Nee, ik woon een workshop voor foodies bij. Gelukkig heb ik mijn leukste vriendin mee, want het is behoorlijk saai. We delen een fles wijn, roken een sigaretje in de sneeuw en genieten om 23 uur thuis nog even na. Uiteraard praten we veel, met name over anderen. Vlak voordat ik het bed induik bel ik mijn vriendje. Die is not amused want ik ben aangeschoten. En hoewel ik lief en enthousiast ben krijg ik meteen de wind van voren.
Ik ben stomverbaasd.
Hij, of all people, moet toch weten dat ik ontzettend aan een verzetje toe ben. Niet dus. Want ik ben zijn vriendin en hij houdt er niet van dat ik drink ‘als hij daar niet bij is.’
Dat is blijkbaar wel een belangrijk onderwerp om over te praten.
Mijn sarcasme doet het minder goed in het Engels. Er barst een dikke, vette onenigheid los. Over de Whatsapp. Mijn goede bui is over en goedmaken via de telefoon… eh dat werkt niet.
Het wordt tijd dat we elkaar weer eens zien.