‘Ach, het zal de leeftijd wel zijn,’ zegt ze. We staan op het schoolplein. Haar zoontje lacht samen met mijn jongste om een of andere poepgrap. Het gaat nergens over: er is iets blijven plakken in de wc.
Ik lach, knik maar zeg niks. Daar heb ik geen zin in. Hoezo leeftijd, denk ik. Charlie’s fascinatie voor feces is blijvend en heeft z’n oorsprong in mijn baarmoeder. Dat ze poepend ter wereld kwam vindt ze het einde. Hoe de arts haar trots, meteen na de geboorte, in de lucht hield en ‘wat een prachtige, groene dochter heeft u!’ riep, geldt als het beste verhaal ooit. Ze vertelt het aan iedereen die het maar horen wil. Zo zijn er talloos veel voorbeelden. Toen Charlie als tweejarige samen met haar zus in bad speelde wees Puck naar het drijvende speelgoed en vroeg: ‘Mama… WAT IS DAT?’
‘O… dat is poep,’ zei Charlie trots.

Dat ik Puck vervolgens als eerste uit het water trok, begrijpt ze nu volkomen. ‘Die poep kwam uit mij.’
Het is rijkelijk laat voor een lesje in grote boodschap-etiquette. Al weet Charlie inmiddels dat je niet met een ander mee naar de wc gaat om daar uitgebreid verslag van te doen. ‘Papa had een drol in de vorm van een dropveter en er zaten witte spikkeltjes in.’
Je lacht er nog om als ze een peuter is maar nu ze de vijf nadert is het een stuk lastiger wanneer je op familiebezoek gaat.
Het probleem is: ook ik vind zulke praatjes grappig. Die obsessie verbroedert en wellicht zitten we daarom nog zo aan elkaar vast. Als het aan haar ligt douchen we altijd samen en slaapt ze elke nacht bij me. In mijn bed natuurlijk. Dat ik soms rust wil, of tijd alleen nodig heb gaat er moeilijk in. ‘Mama, ik wil gewoon graag bij jou zijn.’

Deze ochtend staat ze op haar tenen, glunderend naast me in de badkamer, handjes over de rand van de wasbak. Ze wacht tot ik klaar ben met tandenpoetsen, we moeten naar school. Gisteravond toen ik hier voor de spiegel stond en zij, uiteraard poepend, op de wc zat had ze ook al zo’n gezicht. Toen ik haar vragend aankeek, zei ze: ‘O, ik heb een binnenpretje.’
Na het handen wassen lopen we samen naar beneden.
Charlie gniffelt. ‘Is er iets?’
Ze schudt haar hoofd.
‘Ik heb al twee dagen een geheim. Het kunnen er ook drie zijn..’
Ze is puur en oprecht. Iets geheim houden is (nog) onmogelijk. Ik weet dat het er snel uitkomt.
Ze krijgt de rits van haar jas niet dicht. Charlie kijkt me strak aan, wacht tot ik voor haar de rits dicht doe. Haar wangen zijn vandaag bol en rood.
‘Mama, ik weet dat jij het leuk vindt.’
Vooruit ik speel het spel mee. ‘Dan moet je het juist maar niet verklappen.’ Ik wil nu vertrekken en daar ligt mijn aandacht. Het geheim mag even wachten. Ik rommel wat in mijn jaszak op zoek naar de autosleutel, Puck staat bij de voordeur te wachten. Ze trekt verveeld haar schouders op. ‘Kunnen we dan eindelijk gaan? Kom maar op met dat geheim Charles,’ zegt Puck stoer.
‘Ok.’
Charlie glundert en eet haar onderlip bijna op, het voorhoofd lichtjes gebogen. ‘Eh mama.. die handdoek waar jij net je lippen en hand mee afdroogde…
… daar veeg ik dus mijn kont mee af.’