Ik kijk in de spiegel. Vandaag komt de fotograaf en ik zie er allesbehalve fris of uitgeslapen uit. Ze nemen me maar zoals ik ben, denk ik. Het is mijn 41e levensjaar, jammer genoeg kan ik de ellende van afgelopen tijd niet met een watje reinigingsmelk van mijn hoofd smeren.
De meisjes, die hebben er zin in. ‘Mama, wil je een vlecht maken?’, de jongste is in haar nopjes. Toen we samen onder de douche stonden zeepte ze me met de kracht van een struise marktvrouw in, drie snelle harde streken en klaar is Charlie. Ze heeft ontzettende zin in alles, het enthousiasme vliegt uit haar lijf.
Vandaag zijn ze vrij, de leerkrachten hebben een studiedag. ‘Weet je wat,’ opper ik, ‘laten we even naar Douglas gaan. ‘Ja!’ gilt Puck, de oudste. ‘Mag ik dan mascara op?’ Ik heb een hekel aan Amerikaanse kindvrouwtjes, dus ik schud nee.
Als we de winkel binnen lopen (al hoestend van alle parfum die mijn adem ontneemt) zijn we de enige klanten.
Een aardige dame complimenteert Charlie met haar prinsessenjurk. De oudste zegt: ‘We willen make-up op.’ Nadat ik uitleg wat de bedoeling is (een fotoshoot, leg ze in de watten, een lipgloss hier, wat foundation daar maar niet echt opmaken) laat ik me door een medewerkster overhalen ook wat aan mijn gezicht te doen.
‘Want als je op de foto gaat, mag het er wel wat dikker op.’
Ik deins letterlijk terug in de stoel waarin ik net plaats heb genomen.
‘Even voor de duidelijkheid: ik gebruik alleen maar mascara en oogschaduw. Ik wil echt niet zoveel als jij op hebt.’
Ik geef mijn grens aan maar wellicht heb ik d’r beledigd.
Nee. Ze kijkt lief. ‘Wees niet bang, ik doe dit al jaren.’
Dat is precies waar ik bang voor ben. Ik zucht en geef me aan haar penseelstreken over.
De meisjes giechelen, krijgen testers. Het kleurenpalet van mijn visagiste stelt me gerust: beige-, bruin-, aardetinten.
Ze is lang bezig, maar dat moet ‘voor de rijpere huid’.
Ik durf niet opzij te kijken.
Dan hoor ik de oudste, ze loopt op me af. Ik doe de ogen open, ze schrikt, haar blik is vol walging.
‘NEE, mama! Dit is heel eng.’
‘Nou, ja zeg…’ de visagist is diep beledigd.
Ik moet hard lachen. ‘Zo erg is ‘t toch niet?’
‘Jawel, je lijkt op een monster want je ogen zijn donker, je wenkbrauwen ook.’
Godogod.
Nu komt mijn kleuter polshoogte nemen. Zij lacht.
‘Je bent heel mooi mama.’
Ik wil eigenlijk zelf wel even kijken. Het mag niet want de visagist is niet klaar.
‘Of wil je het linkeroog anders dan je rechter?’ Wat een sneer. Ik durf niks. Voel me ongemakkelijk zo overgeleverd aan potjes, kwasten en iemand die dit werk bloedserieus neemt.
Als ze eindelijk klaar is, loopt ze een halve pas achteruit, staart me aan en zegt: ‘Ja, mooi. Je zou het echt vaker moeten doen.’
Eindelijk mag ik in de spiegel kijken.
Mijn hemel. Ik herken mezelf niet.
Veel foundation, bruin, roze lippenstift. Ik pas perfect in René Froger z’n achtergrondkoortje.
De medewerkster staat al bij de kassa te wachten, de meisjes ook.
‘Heb je verder nog iets nodig?’ vraagt ze.
‘Een flesje makeup-remover,’ grap ik. Ze kan er niet om lachen.
Als we naar huis lopen verzekert mijn oudste dat ik er ‘echt niet UITZIE’ waarop de jongste woest schreeuwt dat ze zelf stom is omdat ze jokt.
Knijpen en brullen. Zucht.
Thuis heb ik nog een uur voordat de fotograaf komt.
Ik bel met mijn langeafstandsvriend. Vooruit, we Skypen even. Het beeld gaat aan. ‘En, zeg eens eerlijk wat vind jij?’
‘Wow, prachtig.’ Al snel gaat het gesprek over leuke dingen, de inhoud.
Wanneer we tien minuten later ophangen, zegt hij: ‘Stap anders even onder een hete douche.’
‘Waarom?’
‘Omdat je het mooist bent als je net gedoucht hebt.’
Als dat geen goede fotoshoot wordt…