IMG_2986
 
Veel Kaapverdianen hebben een snor. De eerste keer dat ik er was, vijtien jaar geleden, was het een vlassig mini-exemplaar, type George Benson. Inmiddels is het fenomeen uitgegroeid tot heuse moustache.
Ik houd er niet van.
In een land waar mannen weigeren thee te drinken omdat je ‘m daarna niet meer omhoog zou krijgen en men prat gaat op alles wat Kaapverdiaans is, houd ik mijn afkeer lekker voor me. Niet zeuren over futiliteiten, vind ik ook aantrekkelijk.
Wanneer hij na een paar dagen vraagt of er iets is wat ik minder leuk vind, twijfel ik. Alles aan hem is geweldig, dat doet verliefdheid met je. Minpuntje? Ach. Ik lach. De vraag maakt me verlegen.
‘Kom op vertel, ik kan het hebben Maaike!’ Hij legt zijn hand op mijn knie.

‘Ok dan.. Je snor.’
‘Wat? Echt…Deze?’ vraagt’ ie verbaasd terwijl hij trots zijn snor aanraakt. Een brede grijns. ‘Ha, nou die gaat er dus nooit af.’
Een beter antwoord had hij niet kunnen geven. Ik moet hem nemen zoals hij is. Ik word sowieso de hele week gespiegeld. En het bevalt goed. Hoe nu verder? Ik pieker over hoe je een relatie op afstand hebt en houdt. Maar hij geeft een peptalk: ‘Je moet wel positief blijven. Wij allebei, dat geeft kracht. Geloof in mij!’ Hij praat moed in, zoals ik dat in een relatie altijd bij de ander deed. Baard, sik en snor: we reppen er met geen woord over. We hebben wat beters te doen: schelpen zoeken, fietsen, op een afgelegen strand relaxen. Als we een lokaal feest bijwonen, zie ik dat hij geweldig kan drummen. ‘Ja, ze vragen me vaak voor zulke feesten, want ik ben de enige die het opzwepende ritme houdt.’ Die schaamteloze zelfverzekerdheid. Wanneer het drummen na twintig minuten (het lijkt een keiharde trance) langzaam stopt, vallen de andere drummers ook ineens stil. Hij is een leider. Maar nooit arrogant en dat is op een gekke manier besmettelijk. Die avond leer ik hem een potje pesten en ik win. Hij kookt Kaapverdiaans, we rijden naar de zoutmijn. Ik versta een beetje Creools, hij noemt me schatje, batatje, poepchinees. Naadloos. Moeiteloos. Geen onvertogen woord of irritatie. Juist wanneer hij even uit de buurt is, zuigen mijn zintuigen alles op. Zo makkelijk en toch intens.
 
Als ik mijn telefoon in de taxi laat liggen, gaat hij meteen tot actie over. We proberen de chauffeur te achterhalen, zo groot is de stad niet, maar het is al laat en ik zit er doorheen. Hij zet me thuis af en zegt: ‘Wacht hier, ik ga hem vinden.’ Ondanks het immens ontheemde gevoel, al mijn contacten kwijt, niks te checken via internet, loop ik met een glimlach naar binnen. Ik hoef nergens om te vragen. Mijn behoefte is gezien. De verantwoording is verdeeld.
Op een ochtend stapt hij uit bed. Hij stopt voor de spiegel in de gang en bekijkt zijn lichaam.
In zijn blik zie ik tevredenheid. Who can blame him? Hij tikt de perfectie makkelijk aan.
Het ontroert me. Ik lach. ‘Wat?’ lacht hij lief terug. ‘Ik ben blij met het lichaam dat God me gegeven heeft.’ Ja. Ik ook, ik ook.
Hij verdwijnt in de badkamer en na een minuut roept hij: ‘Kun je even bij me komen?’
Als ik de hoek omloop merk ik dat hij half gehurkt voor de wastafel zit.
What’s app?’ vraag ik (inside joke, die hebben we al).
Zachtjes maar gedecideerd stopt hij een scheermesje in mijn hand:
‘Weg met de snor. Maar ik wil graag dat jij het doet…’