FullSizeRender
 
Het filmpje is dertig jaar oud. Ineens zie ik mezelf voorbij komen. Gouden, dikke lokken in een haarband. Dat gezichtje. Het kan onmogelijk die van mij zijn. Het is zacht en mooi. Lief en zoet. Ik ga dichter bij de tv staan. Ja, verdomd ik ben het. Ik kan mezelf nu recht aankijken. Dat is gek: zij is allesbehalve lelijk of stom. Eerder een poëziealbum-meisje.
Zo voelde ik me toen geenszins. Ik was lelijk. Een kind dat nooit een compliment kreeg. Mijn ouders hadden daar zelf overigens weinig ervaring mee. Zij deden wat in hun macht lag. Het is moeilijk: een ander iets geven waar je zelf naar smacht. Maar dat besef had ik als jong meisje niet.

Ik ben het zwarte schaap, ik pas nergens bij.
Een innerlijke overtuiging en mijn waarheid.
‘Complete onzin’, wierpen mijn ouders tegen.
Was er toen maar iemand geweest die zei: wat vervelend dat je je anders voelt. Het had veel kunnen schelen. Want ik leerde: dat wat je voelt bestaat niet. Ik ben niet ok.
Door die constante ontkenning van gevoelens isoleerde ik me. Er groeide een diepgewortelde eenzaamheid in het lijf. Tot op de dag van vandaag voelt het geslagen gat immens en toch… een vreemd soort vertrouwd.
Dat mijn lichaam in de puberteit veranderde was prettig. Ik kreeg pukkels in het gezicht en de borsten meldden zich vroeg, zwollen te snel. Voor het eerst klopte de spiegel met het zelfbeeld. Lelijk. Niks waard.
Thuis werd het tegendraadse gedrag op de hormoonstapel gegooid.
‘Maaike, die heeft vreselijk gepuberd.’ Ik hoor het vaak, het is een voldongen feit binnen het gezin.
‘Het was erg voor mijn ouders en broer, die leden eronder,’ zei ik als twintiger tegen een therapeut.
‘Leed jij dan niet? Hoe was het voor jou? Had je iemand in de omgeving die je vertrouwde?’ vroeg hij.
Ik dacht na. Nee, ik had mijn dagboek om in te schrijven en de hond om tegenaan te liggen. Die ene vraag van de therapeut bleef lang hangen, net als het antwoord. Niemand had ooit gevraagd hoe ik me voelde.
 
Puck doet de deur open. ‘Mama, ik wil deze niet aan.’ Ze legt de jurk die ik klaar heb gelegd weg en laat een outfit zien die zelf gecombineerd heeft. De kleuren doen pijn aan mijn ogen. ‘Dit vind je beter?’
‘Ja. De jurk zit niet mooi bij mijn schouders, het maakt me lelijk.’
Ik zeg niet dat het onzin is. Ik zeg niet dat de jurk haar juist prachtig staat. Als Puck het andere setje cool vindt, so be it. Ze is opgelucht en lacht. God, wat is ze mooi. Ik zeg het meteen. ‘Ja, mama’, antwoordt ze verveeld. ‘Ik weet het.’
Voordat we richting school gaan werp ik een snelle blik in de spiegel. Automatisch focus ik op mijn wallen, duidelijke sporen van de scheiding. Toch is mijn uitdrukking zacht. In het gelaat zie ik flarden van een mierzoet poëziealbum…
Het is mijn spiegelbeeld.