Samen met mijn oudste loop ik door het centrum. Het is druk. De zon staat laag, mijn zonnebril helpt me de winkelende massa te ontwijken. We moeten even inhouden voor de stroom, daarna steken we over. Ik voel: er kijkt iemand naar me. Ik zie hem, hij staat aan de andere kant van de glazen deur. Het is een statige verschijning. Gesoigneerd. Het zachte gezicht onder de elegante hoed. In luttele seconden passeren we elkaar.

Zijn ogen zijn op mij gericht en ze lachen, maar zijn mond staat neutraal. Hij lijkt Italiaans, zo verzorgd zie je ze hier zelden. Hij is, zo schat ik, zeker dik in de zeventig.
Hij blijft staan en houdt voor ons de deur open terwijl ik in een automatisme mijn zonnebril afdoe. Ik lach. ‘Dank u wel meneer, dat is heel aardig. Als er iemand niet een deur open hoeft te houden dan bent u het wel!’
Voorzichtig legt hij zijn hand, met lange, magere vingers en doorzichtige huid, op mijn schouder. ‘Graag gedaan’, zijn stem is van fluweel. ‘Ik zag u meteen: wat een geweldige vrouw. Met een lieve meid.’ Hij richt zich tot Puck. Zo’n openbaring maakt me verlegen. Ik geef een oprechte glimlach al durf ik hem nauwelijks aan te kijken.
Puck trekt dwingend aan mijn hand, ze voelt het feilloos aan.
Terwijl hij aanstalten maakt, de deur zachtjes loslaat zegt hij: ‘Oh ja. Je zou meer in jezelf moeten geloven.’ De hoed gaat even af en dan weer op het hoofd. Weg is hij.
Hoorde ik dat goed?
‘Mama!’
Ik sta vastgenageld aan de vieze mat, de warme luchtstroom is ineens benauwend.
‘Ja, Puck?’ We lopen richting roltrap.
‘Wie was dat eigenlijk?’
‘Geen idee, ik wil hem graag nog eens tegenkomen.’
 
IMG_2174