IMG_3008
 

Ik weet hoe irritant het is, daarom geef ik zwangere dames slechts één advies: mocht het zover komen kies voor een mannelijke gynaecoloog. Als je een vrouwelijke gynaecoloog prefereert doe je dat óf uit religieuze overwegingen óf vanwege het delen van het geslacht. Dat laatste is een grove inschattingsfout.
Een vrouwelijke arts draagt inderdaad een vagina en met een beetje geluk heeft ze zelf kinderen gebaard. Maar dat betekent niet automatisch dat ze jou some slack gaat cutten. Dat is een typisch vrouwendingetje: elkaar weinig gunnen. Jaloezie, tegengestelde belangen en venijn tieren welig onder het wij-gevoel. Niks saamhorigheid. Ik heb geleden, dus jij ook.
Zo werkt het mannenstelsel niet. Het feit dat de man een penis heeft is juist een voordeel… Waarom zou een volwassen vrouw meer verstand hebben van vagina’s als ze, enkele uitzonderingen daargelaten, juist vaker een piemel in de hand heeft gehad?
 
De mannelijke gynaecoloog die mij tijdens mijn tweede zwangerschap hielp was berucht. Het was geen doetje en stond bekend om z’n nogal lompe manier van communiceren. Zelfs de verpleging sprak er schande van.

Net als mijn eerste vloog ook het tweede kind in de buik al de statistieken uit, althans bij de echo’s. De beruchte arts bekeek de groeigrafiek en wierp een kritische blik op Harry. Toen richtte hij zich tot mij en zei streng: ‘U had hier beter over na moeten denken voordat u besloot voort te planten met zo’n lange man. Nu is het te laat.’
Ik vond het grappig.
Dat hij bot was stootte moeders in spe af. In de wachtkamer sprak ik er een die zuur haar mond optrok toen ik de naam van mijn behandelend arts prijsgaf.
‘Echt? Die schijnt vreselijk te zijn. Maakt walgelijke grappen… zelfs als je een miskraam krijgt of besluit de zwangerschap te eindigen.’
‘Oh ja?’
Ze fluisterde zacht: ‘Dan zegt’ ie meteen na zo’n ingreep: “Het is maar beter zo. Stel je voor dat je ook nog eens van een zwaar gehandicapt kind had moet bevallen.”
‘Niet te geloven toch?’, ze keek me aan maar wachtte niet op een antwoord of bevestiging.
‘Nee’, zei ze toen, ‘doe mij maar een vrouw.’
 
Het was de walgelijke grappenmaker die ons tweede kind via een keizersnede ter wereld bracht. Bij binnenkomst in de operatiekamer zwaaide hij: ‘Wat leuk zeg, u hier?!’ en vertelde dat hij iets later was omdat hij in de kleedkamer met Harry gekletst had. Na een tijdje hoorde ik hem triomfantelijk achter het blauwe schot zeggen: ‘Je kunt duidelijk zien dat hier al iemand geweest is’ (dat was het litteken van de vorige spoedkeizersnede, te beroerd en in volledige paniek uitgevoerd door een vrouw).
Na wat geduw en getrek, ‘u heeft geen maagdelijke buik meer’, hield hij trots onze baby, een dikke 8-ponder omhoog: ‘Kijk dit is uw kind, wat een prachtige groene dochter!’
Ons Hulkje had in het vruchtwater gepoept.
De arts heeft zijn werk ontspannen, goed en netjes gedaan. Maakte het veel uit dat hij een man was? Zijn voorgangsters hadden het flink verprutst dus ik ben wellicht wat bevooroordeeld. Maar ik vond hem grappig.
Misschien lijk ik qua humor gewoon meer op een vent.