foto
 
Senza scappare mai più. Ik heb het lied vandaag vaak gehoord. Lekker nummer, nóg betere tekst. Want wie wil er nu weglopen? Ik niet… De winters zijn warm. Vooral het daglicht is magistraal: de zon schijnt hier elke dag zoals hij in Nederland pas aan het einde van de zomer doet. Tegen een azuurblauwe lucht. Dit is meer dan jeugdsentiment. Vergeet mijn liefde voor het volk en de gevoelens die een succo di frutta en Kinder Brioss oproepen. Mijn basis is in dit landschap gelegd. Net als mijn Nederlandse fundament waar ik abrupt uitgetrokken werd.
Pats boem, pas je maar aan.
Na een lang en stil protest (letterlijk: ik sprak maanden geen woord) was er een doktersbezoek voor nodig om de knop om te zetten. Als vijfjarige besloot ik vol overgave mijn Italiaanse leven te omarmen: de bergen, beste vriendin Giovanna en Diego, het opdondertje van de buren. In de ogen van mijn klasgenoten was ik een engel, mijn broer en ik waren bijzondere wezens in het kleine dorp in de Apennijnen. Het gefrummel aan je haren, al dat aanraken: ik vond het heerlijk. De Italiaan die met z’n hele lichaam huilt, discussieert en liefheeft. In die expressieve wereld vierde ik mijn zesde, zevende en achtste compleanno.
Toen moest ik terug.

Giovanna werd Yvette en antipasta werd tomatensoep. Het gevoel verloor grip, ik kon het niet aan de buitenkant dragen. Ik miste de snikhete zomers, de dorpsfeesten. Dan danste ik met mijn schoolvriendinnetjes op het plein in Contigliano waar een oud kanon stond. Na afloop liepen we innig omarmd met z’n allen bergafwaarts, langs de dode kippen die aan een hek hingen, richting huis.
Voor de buitenwereld paste ik me snel aan, ik herkende de Nederlandse vorm van contact. Maar het voelde als een harnas.
 
Tegenwoordig ontstaan de eerste scheurtjes ruim voordat ik voet op Italiaanse bodem zet. Vanuit het vliegtuig zie ik de kustlijn, de Italiaanse daken, de rommelige tuinen. De zon, die er werkelijk altijd is als we arriveren, alsof iemand me het écht gunt. Ik huil, heel zachtjes, als we landen. Mijn dochter ziet het en denkt dat het opluchting is (ik ben niet zo’n held in het vliegtuig). Buiten ruik ik de vertrouwde geuren: een brandje, de warme zon op het wegdek, rokende Italianen in een lederen jack. Op het vliegveld ervaar ik meteen wat ik ontbeer: drama, affectie, passie. Innig contact.
Twee mannen begroeten elkaar. De een houdt de ander bij de nek vast, drukt hem ferm naar zich toe. Er volgt een dikke klapzoen. Het ontroert me. Ja, zo is het! denk ik. Zo ben ik. In no time ontstaan er spontane gesprekken met mensen. Het verrast ze.
‘Waar heb jij zo goed Italiaans geleerd?’, vragen ze. ‘Sei brava!’
Glimlachend accepteer ik het compliment. Maar daar gaat het niet om. Ik spreek niet alleen de taal, ik begrijp ze. En zij voelen het.
 
Senza scappare mai più.
 
foto 1