8bc72ed7

 
De zon ging onder. Dat ging heel geleidelijk, gelukkig maar. Hij had de hele dag al op de toppen van zijn kunnen geschenen. Bijna iedereen kreeg daar energie van, behalve de zon zelf. Hij was blij dat de maan het op dit werelddeel even van hem overnam. Want de zon moest daar de volgende dag wel weer staan. Niet omdat’ ie dat zelf zo graag wilde. Er werd naar zijn stralen gesmacht, de mensen rekenden op hem. Af en toe speelde hij plagerig met zijn licht, gewoon omdat hij daar zin in had en zich machtig voelde.

 
Als hij het schijnen beu was dan vocht hij niet tegen de wolken. Hij had geen energie over om zich er schrap tegen te zetten. De plotselinge ontspanning kwam dan ongecontroleerd, schoksgewijs. Donder en bliksem. De zon vond het heerlijk. Zo’n onweersbui luchtte hem op.
Regen, daar had hij meer moeite mee. Donkere, dreigende wolken die langzaam opeenstapelen. Ze waren hem te overheersend en onheilspellend. Daar wilde hij ook helemaal niet tegenop kunnen. Als hij het liet gaan ontstond er een wolkbreuk, het water brak met geweld los. Het was niet om aan te zien hoe de gure wind de regen op het land en in de gezichten van de mensen smeet. Maar hij moest het toelaten. Langzaam gleed hij uit z’n comfort zone en voelde zich vredig achter de bewolking. De mensen zagen het ook, het werd een prachtige regenboog.
Dit was geen opluchting, dit was verlichting. Prettig, kwetsbaar en klein.
De zon kon achter de wolken verdwijnen en toch zichzelf blijven.
Hij hoefde zich niet altijd van zijn beste kant te laten zien.